Vervoeging van loochenen
Onbepaalde wijs (infinitief): loochenen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loochen
- jij loochent
- hij/zij/het loochent
- wij loochenen
- jullie loochenen
- zij loochenen
Presente
- io nego
- tu neghi
- lui/lei/Lei nega
- noi neghiamo
- voi/Voi negate
- loro/Loro negano
Onvoltooid verleden tijd
- ik loochende
- jij loochende
- hij/zij/het loochende
- wij loochenden
- jullie loochenden
- zij loochenden
Imperfetto
- io negavo
- tu negavi
- lui/lei/Lei negava
- noi negavamo
- voi/Voi negavate
- loro/Loro negavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geloochend
- jij hebt geloochend
- hij/zij/het heeft geloochend
- wij hebben geloochend
- jullie hebben geloochend
- zij hebben geloochend
Passato prossimo
- io ho negato
- tu hai negato
- lui/lei/Lei ha negato
- noi abbiamo negato
- voi/Voi avete negato
- loro/Loro hanno negato
Voltooid verleden tijd
- ik had geloochend
- jij had geloochend
- hij/zij/het had geloochend
- wij hadden geloochend
- jullie hadden geloochend
- zij hadden geloochend
Trapassato prossimo
- io avevo negato
- tu avevi negato
- lui/lei/Lei aveva negato
- noi avevamo negato
- voi/Voi avevate negato
- loro/Loro avevano negato
Toekomende tijd I
- ik zal loochenen
- jij zult loochenen
- hij/zij/het zal loochenen
- wij zullen loochenen
- jullie zullen loochenen
- zij zullen loochenen
Futuro semplice
- io negherò
- tu negherai
- lui/lei/Lei negherà
- noi negheremo
- voi/Voi negherete
- loro/Loro negheranno
Toekomende tijd II
- ik zal geloochend hebben
- jij zult geloochend hebben
- hij/zij/het zal geloochend hebben
- wij zullen geloochend hebben
- jullie zullen geloochend hebben
- zij zullen geloochend hebben
Futuro anteriore
- io avrò negato
- tu avrai negato
- lui/lei/Lei avrà negato
- noi avremo negato
- voi/Voi avrete negato
- loro/Loro avranno negato
Conditionalis I
- ik zou loochenen
- jij zou loochenen
- hij/zij/het zou loochenen
- wij zouden loochenen
- jullie zouden loochenen
- zij zouden loochenen
Condizionale presente
- io negherei
- tu negheresti
- lui/lei/Lei negherebbe
- noi negheremmo
- voi/Voi neghereste
- loro/Loro negherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geloochend
- jij zou hebben geloochend
- hij/zij/het zou hebben geloochend
- wij zouden hebben geloochend
- jullie zouden hebben geloochend
- zij zouden hebben geloochend
Condizionale passato
- io avrei negato
- tu avresti negato
- lui/lei/Lei avrebbe negato
- noi avremmo negato
- voi/Voi avreste negato
- loro/Loro avrebbero negato
Imperatief
- jij loochen
- jullie loochent
Imperativo
- tu nega
- voi/Voi negate