Vervoeging van loslaten
Onbepaalde wijs (infinitief): loslaten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat los
- jij laat los
- hij/zij/het laat los
- wij laten los
- jullie laten los
- zij laten los
Presente
- io libero
- tu liberi
- lui/lei/Lei libera
- noi liberiamo
- voi/Voi liberate
- loro/Loro liberano
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet los
- jij liet los
- hij/zij/het liet los
- wij lieten los
- jullie lieten los
- zij lieten los
Imperfetto
- io liberavo
- tu liberavi
- lui/lei/Lei liberava
- noi liberavamo
- voi/Voi liberavate
- loro/Loro liberavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb losgelaten
- jij hebt losgelaten
- hij/zij/het heeft losgelaten
- wij hebben losgelaten
- jullie hebben losgelaten
- zij hebben losgelaten
Passato prossimo
- io ho liberato
- tu hai liberato
- lui/lei/Lei ha liberato
- noi abbiamo liberato
- voi/Voi avete liberato
- loro/Loro hanno liberato
Voltooid verleden tijd
- ik had losgelaten
- jij had losgelaten
- hij/zij/het had losgelaten
- wij hadden losgelaten
- jullie hadden losgelaten
- zij hadden losgelaten
Trapassato prossimo
- io avevo liberato
- tu avevi liberato
- lui/lei/Lei aveva liberato
- noi avevamo liberato
- voi/Voi avevate liberato
- loro/Loro avevano liberato
Toekomende tijd I
- ik zal loslaten
- jij zult loslaten
- hij/zij/het zal loslaten
- wij zullen loslaten
- jullie zullen loslaten
- zij zullen loslaten
Futuro semplice
- io libererò
- tu libererai
- lui/lei/Lei libererà
- noi libereremo
- voi/Voi libererete
- loro/Loro libereranno
Toekomende tijd II
- ik zal losgelaten hebben
- jij zult losgelaten hebben
- hij/zij/het zal losgelaten hebben
- wij zullen losgelaten hebben
- jullie zullen losgelaten hebben
- zij zullen losgelaten hebben
Futuro anteriore
- io avrò liberato
- tu avrai liberato
- lui/lei/Lei avrà liberato
- noi avremo liberato
- voi/Voi avrete liberato
- loro/Loro avranno liberato
Conditionalis I
- ik zou loslaten
- jij zou loslaten
- hij/zij/het zou loslaten
- wij zouden loslaten
- jullie zouden loslaten
- zij zouden loslaten
Condizionale presente
- io libererei
- tu libereresti
- lui/lei/Lei libererebbe
- noi libereremmo
- voi/Voi liberereste
- loro/Loro libererebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben losgelaten
- jij zou hebben losgelaten
- hij/zij/het zou hebben losgelaten
- wij zouden hebben losgelaten
- jullie zouden hebben losgelaten
- zij zouden hebben losgelaten
Condizionale passato
- io avrei liberato
- tu avresti liberato
- lui/lei/Lei avrebbe liberato
- noi avremmo liberato
- voi/Voi avreste liberato
- loro/Loro avrebbero liberato
Imperatief
- jij laat los
- jullie laat los
Imperativo
- tu libera
- voi/Voi liberate