Vervoeging van nalaten

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik laat na
  • jij laat na
  • hij/zij/het laat na
  • wij laten na
  • jullie laten na
  • zij laten na

Presente

  • io abbandono
  • tu abbandoni
  • lui/lei/Lei abbandona
  • noi abbandoniamo
  • voi/Voi abbandonate
  • loro/Loro abbandonano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liet na
  • jij liet na
  • hij/zij/het liet na
  • wij lieten na
  • jullie lieten na
  • zij lieten na

Imperfetto

  • io abbandonavo
  • tu abbandonavi
  • lui/lei/Lei abbandonava
  • noi abbandonavamo
  • voi/Voi abbandonavate
  • loro/Loro abbandonavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb nagelaten
  • jij hebt nagelaten
  • hij/zij/het heeft nagelaten
  • wij hebben nagelaten
  • jullie hebben nagelaten
  • zij hebben nagelaten

Passato prossimo

  • io ho abbandonato
  • tu hai abbandonato
  • lui/lei/Lei ha abbandonato
  • noi abbiamo abbandonato
  • voi/Voi avete abbandonato
  • loro/Loro hanno abbandonato

Voltooid verleden tijd

  • ik had nagelaten
  • jij had nagelaten
  • hij/zij/het had nagelaten
  • wij hadden nagelaten
  • jullie hadden nagelaten
  • zij hadden nagelaten

Trapassato prossimo

  • io avevo abbandonato
  • tu avevi abbandonato
  • lui/lei/Lei aveva abbandonato
  • noi avevamo abbandonato
  • voi/Voi avevate abbandonato
  • loro/Loro avevano abbandonato

Toekomende tijd I

  • ik zal nalaten
  • jij zult nalaten
  • hij/zij/het zal nalaten
  • wij zullen nalaten
  • jullie zullen nalaten
  • zij zullen nalaten

Futuro semplice

  • io abbandonerò
  • tu abbandonerai
  • lui/lei/Lei abbandonerà
  • noi abbandoneremo
  • voi/Voi abbandonerete
  • loro/Loro abbandoneranno

Toekomende tijd II

  • ik zal nagelaten hebben
  • jij zult nagelaten hebben
  • hij/zij/het zal nagelaten hebben
  • wij zullen nagelaten hebben
  • jullie zullen nagelaten hebben
  • zij zullen nagelaten hebben

Futuro anteriore

  • io avrò abbandonato
  • tu avrai abbandonato
  • lui/lei/Lei avrà abbandonato
  • noi avremo abbandonato
  • voi/Voi avrete abbandonato
  • loro/Loro avranno abbandonato

Conditionalis I

  • ik zou nalaten
  • jij zou nalaten
  • hij/zij/het zou nalaten
  • wij zouden nalaten
  • jullie zouden nalaten
  • zij zouden nalaten

Condizionale presente

  • io abbandonerei
  • tu abbandoneresti
  • lui/lei/Lei abbandonerebbe
  • noi abbandoneremmo
  • voi/Voi abbandonereste
  • loro/Loro abbandonerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben nagelaten
  • jij zou hebben nagelaten
  • hij/zij/het zou hebben nagelaten
  • wij zouden hebben nagelaten
  • jullie zouden hebben nagelaten
  • zij zouden hebben nagelaten

Condizionale passato

  • io avrei abbandonato
  • tu avresti abbandonato
  • lui/lei/Lei avrebbe abbandonato
  • noi avremmo abbandonato
  • voi/Voi avreste abbandonato
  • loro/Loro avrebbero abbandonato

Imperatief

  • jij laat na
  • jullie laat na

Imperativo

  • tu abbandona
  • voi/Voi abbandonate

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van nalaten