Vervoeging van onderhandelen
Onbepaalde wijs (infinitief): onderhandelen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderhandel
- jij onderhandelt
- hij/zij/het onderhandelt
- wij onderhandelen
- jullie onderhandelen
- zij onderhandelen
Presente
- io tratto
- tu tratti
- lui/lei/Lei tratta
- noi trattiamo
- voi/Voi trattate
- loro/Loro trattano
Onvoltooid verleden tijd
- ik onderhandelde
- jij onderhandelde
- hij/zij/het onderhandelde
- wij onderhandelden
- jullie onderhandelden
- zij onderhandelden
Imperfetto
- io trattavo
- tu trattavi
- lui/lei/Lei trattava
- noi trattavamo
- voi/Voi trattavate
- loro/Loro trattavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onderhandeld
- jij hebt onderhandeld
- hij/zij/het heeft onderhandeld
- wij hebben onderhandeld
- jullie hebben onderhandeld
- zij hebben onderhandeld
Passato prossimo
- io ho trattato
- tu hai trattato
- lui/lei/Lei ha trattato
- noi abbiamo trattato
- voi/Voi avete trattato
- loro/Loro hanno trattato
Voltooid verleden tijd
- ik had onderhandeld
- jij had onderhandeld
- hij/zij/het had onderhandeld
- wij hadden onderhandeld
- jullie hadden onderhandeld
- zij hadden onderhandeld
Trapassato prossimo
- io avevo trattato
- tu avevi trattato
- lui/lei/Lei aveva trattato
- noi avevamo trattato
- voi/Voi avevate trattato
- loro/Loro avevano trattato
Toekomende tijd I
- ik zal onderhandelen
- jij zult onderhandelen
- hij/zij/het zal onderhandelen
- wij zullen onderhandelen
- jullie zullen onderhandelen
- zij zullen onderhandelen
Futuro semplice
- io tratterò
- tu tratterai
- lui/lei/Lei tratterà
- noi tratteremo
- voi/Voi tratterete
- loro/Loro tratteranno
Toekomende tijd II
- ik zal onderhandeld hebben
- jij zult onderhandeld hebben
- hij/zij/het zal onderhandeld hebben
- wij zullen onderhandeld hebben
- jullie zullen onderhandeld hebben
- zij zullen onderhandeld hebben
Futuro anteriore
- io avrò trattato
- tu avrai trattato
- lui/lei/Lei avrà trattato
- noi avremo trattato
- voi/Voi avrete trattato
- loro/Loro avranno trattato
Conditionalis I
- ik zou onderhandelen
- jij zou onderhandelen
- hij/zij/het zou onderhandelen
- wij zouden onderhandelen
- jullie zouden onderhandelen
- zij zouden onderhandelen
Condizionale presente
- io tratterei
- tu tratteresti
- lui/lei/Lei tratterebbe
- noi tratteremmo
- voi/Voi trattereste
- loro/Loro tratterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben onderhandeld
- jij zou hebben onderhandeld
- hij/zij/het zou hebben onderhandeld
- wij zouden hebben onderhandeld
- jullie zouden hebben onderhandeld
- zij zouden hebben onderhandeld
Condizionale passato
- io avrei trattato
- tu avresti trattato
- lui/lei/Lei avrebbe trattato
- noi avremmo trattato
- voi/Voi avreste trattato
- loro/Loro avrebbero trattato
Imperatief
- jij onderhandel
- jullie onderhandelt
Imperativo
- tu tratta
- voi/Voi trattate