Vervoeging van ontraadselen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontraadselen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontraadsel
- jij ontraadselt
- hij/zij/het ontraadselt
- wij ontraadselen
- jullie ontraadselen
- zij ontraadselen
Presente
- io sconsiglio
- tu sconsigli
- lui/lei/Lei sconsiglia
- noi sconsigliamo
- voi/Voi sconsigliate
- loro/Loro sconsigliano
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontraadselde
- jij ontraadselde
- hij/zij/het ontraadselde
- wij ontraadselden
- jullie ontraadselden
- zij ontraadselden
Imperfetto
- io sconsigliavo
- tu sconsigliavi
- lui/lei/Lei sconsigliava
- noi sconsigliavamo
- voi/Voi sconsigliavate
- loro/Loro sconsigliavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontraadseld
- jij hebt ontraadseld
- hij/zij/het heeft ontraadseld
- wij hebben ontraadseld
- jullie hebben ontraadseld
- zij hebben ontraadseld
Passato prossimo
- io ho sconsigliato
- tu hai sconsigliato
- lui/lei/Lei ha sconsigliato
- noi abbiamo sconsigliato
- voi/Voi avete sconsigliato
- loro/Loro hanno sconsigliato
Voltooid verleden tijd
- ik had ontraadseld
- jij had ontraadseld
- hij/zij/het had ontraadseld
- wij hadden ontraadseld
- jullie hadden ontraadseld
- zij hadden ontraadseld
Trapassato prossimo
- io avevo sconsigliato
- tu avevi sconsigliato
- lui/lei/Lei aveva sconsigliato
- noi avevamo sconsigliato
- voi/Voi avevate sconsigliato
- loro/Loro avevano sconsigliato
Toekomende tijd I
- ik zal ontraadselen
- jij zult ontraadselen
- hij/zij/het zal ontraadselen
- wij zullen ontraadselen
- jullie zullen ontraadselen
- zij zullen ontraadselen
Futuro semplice
- io sconsiglierò
- tu sconsiglierai
- lui/lei/Lei sconsiglierà
- noi sconsiglieremo
- voi/Voi sconsiglierete
- loro/Loro sconsiglieranno
Toekomende tijd II
- ik zal ontraadseld hebben
- jij zult ontraadseld hebben
- hij/zij/het zal ontraadseld hebben
- wij zullen ontraadseld hebben
- jullie zullen ontraadseld hebben
- zij zullen ontraadseld hebben
Futuro anteriore
- io avrò sconsigliato
- tu avrai sconsigliato
- lui/lei/Lei avrà sconsigliato
- noi avremo sconsigliato
- voi/Voi avrete sconsigliato
- loro/Loro avranno sconsigliato
Conditionalis I
- ik zou ontraadselen
- jij zou ontraadselen
- hij/zij/het zou ontraadselen
- wij zouden ontraadselen
- jullie zouden ontraadselen
- zij zouden ontraadselen
Condizionale presente
- io sconsiglierei
- tu sconsiglieresti
- lui/lei/Lei sconsiglierebbe
- noi sconsiglieremmo
- voi/Voi sconsigliereste
- loro/Loro sconsiglierebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben ontraadseld
- jij zou hebben ontraadseld
- hij/zij/het zou hebben ontraadseld
- wij zouden hebben ontraadseld
- jullie zouden hebben ontraadseld
- zij zouden hebben ontraadseld
Condizionale passato
- io avrei sconsigliato
- tu avresti sconsigliato
- lui/lei/Lei avrebbe sconsigliato
- noi avremmo sconsigliato
- voi/Voi avreste sconsigliato
- loro/Loro avrebbero sconsigliato
Imperatief
- jij ontraadsel
- jullie ontraadselt
Imperativo
- tu sconsiglia
- voi/Voi sconsigliate