Vervoeging van ontvangen

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontvang
  • jij ontvangt
  • hij/zij/het ontvangt
  • wij ontvangen
  • jullie ontvangen
  • zij ontvangen

Presente

  • io accetto
  • tu accetti
  • lui/lei/Lei accetta
  • noi accettiamo
  • voi/Voi accettate
  • loro/Loro accettano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontving
  • jij ontving
  • hij/zij/het ontving
  • wij ontvingen
  • jullie ontvingen
  • zij ontvingen

Imperfetto

  • io accettavo
  • tu accettavi
  • lui/lei/Lei accettava
  • noi accettavamo
  • voi/Voi accettavate
  • loro/Loro accettavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontvangen
  • jij hebt ontvangen
  • hij/zij/het heeft ontvangen
  • wij hebben ontvangen
  • jullie hebben ontvangen
  • zij hebben ontvangen

Passato prossimo

  • io ho accettato
  • tu hai accettato
  • lui/lei/Lei ha accettato
  • noi abbiamo accettato
  • voi/Voi avete accettato
  • loro/Loro hanno accettato

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontvangen
  • jij had ontvangen
  • hij/zij/het had ontvangen
  • wij hadden ontvangen
  • jullie hadden ontvangen
  • zij hadden ontvangen

Trapassato prossimo

  • io avevo accettato
  • tu avevi accettato
  • lui/lei/Lei aveva accettato
  • noi avevamo accettato
  • voi/Voi avevate accettato
  • loro/Loro avevano accettato

Toekomende tijd I

  • ik zal ontvangen
  • jij zult ontvangen
  • hij/zij/het zal ontvangen
  • wij zullen ontvangen
  • jullie zullen ontvangen
  • zij zullen ontvangen

Futuro semplice

  • io accetterò
  • tu accetterai
  • lui/lei/Lei accetterà
  • noi accetteremo
  • voi/Voi accetterete
  • loro/Loro accetteranno

Toekomende tijd II

  • ik zal ontvangen hebben
  • jij zult ontvangen hebben
  • hij/zij/het zal ontvangen hebben
  • wij zullen ontvangen hebben
  • jullie zullen ontvangen hebben
  • zij zullen ontvangen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò accettato
  • tu avrai accettato
  • lui/lei/Lei avrà accettato
  • noi avremo accettato
  • voi/Voi avrete accettato
  • loro/Loro avranno accettato

Conditionalis I

  • ik zou ontvangen
  • jij zou ontvangen
  • hij/zij/het zou ontvangen
  • wij zouden ontvangen
  • jullie zouden ontvangen
  • zij zouden ontvangen

Condizionale presente

  • io accetterei
  • tu accetteresti
  • lui/lei/Lei accetterebbe
  • noi accetteremmo
  • voi/Voi accettereste
  • loro/Loro accetterebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontvangen
  • jij zou hebben ontvangen
  • hij/zij/het zou hebben ontvangen
  • wij zouden hebben ontvangen
  • jullie zouden hebben ontvangen
  • zij zouden hebben ontvangen

Condizionale passato

  • io avrei accettato
  • tu avresti accettato
  • lui/lei/Lei avrebbe accettato
  • noi avremmo accettato
  • voi/Voi avreste accettato
  • loro/Loro avrebbero accettato

Imperatief

  • jij ontvang
  • jullie ontvangt

Imperativo

  • tu accetta
  • voi/Voi accettate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van ontvangen