Vervoeging van ontwaren

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontwaar
  • jij ontwaart
  • hij/zij/het ontwaart
  • wij ontwaren
  • jullie ontwaren
  • zij ontwaren

Presente

  • io intravedo
  • tu intravedi
  • lui/lei/Lei intravede
  • noi intravediamo
  • voi/Voi intravedete
  • loro/Loro intravedono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontwaarde
  • jij ontwaarde
  • hij/zij/het ontwaarde
  • wij ontwaarden
  • jullie ontwaarden
  • zij ontwaarden

Imperfetto

  • io intravedevo
  • tu intravedevi
  • lui/lei/Lei intravedeva
  • noi intravedevamo
  • voi/Voi intravedevate
  • loro/Loro intravedevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontwaard
  • jij hebt ontwaard
  • hij/zij/het heeft ontwaard
  • wij hebben ontwaard
  • jullie hebben ontwaard
  • zij hebben ontwaard

Passato prossimo

  • io ho intravisto
  • tu hai intravisto
  • lui/lei/Lei ha intravisto
  • noi abbiamo intravisto
  • voi/Voi avete intravisto
  • loro/Loro hanno intravisto

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontwaard
  • jij had ontwaard
  • hij/zij/het had ontwaard
  • wij hadden ontwaard
  • jullie hadden ontwaard
  • zij hadden ontwaard

Trapassato prossimo

  • io avevo intravisto
  • tu avevi intravisto
  • lui/lei/Lei aveva intravisto
  • noi avevamo intravisto
  • voi/Voi avevate intravisto
  • loro/Loro avevano intravisto

Toekomende tijd I

  • ik zal ontwaren
  • jij zult ontwaren
  • hij/zij/het zal ontwaren
  • wij zullen ontwaren
  • jullie zullen ontwaren
  • zij zullen ontwaren

Futuro semplice

  • io intravedrò
  • tu intravedrai
  • lui/lei/Lei intravedrà
  • noi intravedremo
  • voi/Voi intravedrete
  • loro/Loro intravedranno

Toekomende tijd II

  • ik zal ontwaard hebben
  • jij zult ontwaard hebben
  • hij/zij/het zal ontwaard hebben
  • wij zullen ontwaard hebben
  • jullie zullen ontwaard hebben
  • zij zullen ontwaard hebben

Futuro anteriore

  • io avrò intravisto
  • tu avrai intravisto
  • lui/lei/Lei avrà intravisto
  • noi avremo intravisto
  • voi/Voi avrete intravisto
  • loro/Loro avranno intravisto

Conditionalis I

  • ik zou ontwaren
  • jij zou ontwaren
  • hij/zij/het zou ontwaren
  • wij zouden ontwaren
  • jullie zouden ontwaren
  • zij zouden ontwaren

Condizionale presente

  • io intravedrei
  • tu intravedresti
  • lui/lei/Lei intravedrebbe
  • noi intravedremmo
  • voi/Voi intravedreste
  • loro/Loro intravedrebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontwaard
  • jij zou hebben ontwaard
  • hij/zij/het zou hebben ontwaard
  • wij zouden hebben ontwaard
  • jullie zouden hebben ontwaard
  • zij zouden hebben ontwaard

Condizionale passato

  • io avrei intravisto
  • tu avresti intravisto
  • lui/lei/Lei avrebbe intravisto
  • noi avremmo intravisto
  • voi/Voi avreste intravisto
  • loro/Loro avrebbero intravisto

Imperatief

  • jij ontwaar
  • jullie ontwaart

Imperativo

  • tu intravedi
  • voi/Voi intravedete

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontwaren