Vervoeging van openen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik open
- jij opent
- hij/zij/het opent
- wij openen
- jullie openen
- zij openen
Presente
- io apro
- tu apri
- lui/lei/Lei apre
- noi apriamo
- voi/Voi aprite
- loro/Loro aprono
Onvoltooid verleden tijd
- ik opende
- jij opende
- hij/zij/het opende
- wij openden
- jullie openden
- zij openden
Imperfetto
- io aprivo
- tu aprivi
- lui/lei/Lei apriva
- noi aprivamo
- voi/Voi aprivate
- loro/Loro aprivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geopend
- jij hebt geopend
- hij/zij/het heeft geopend
- wij hebben geopend
- jullie hebben geopend
- zij hebben geopend
Passato prossimo
- io ho aperto
- tu hai aperto
- lui/lei/Lei ha aperto
- noi abbiamo aperto
- voi/Voi avete aperto
- loro/Loro hanno aperto
Voltooid verleden tijd
- ik had geopend
- jij had geopend
- hij/zij/het had geopend
- wij hadden geopend
- jullie hadden geopend
- zij hadden geopend
Trapassato prossimo
- io avevo aperto
- tu avevi aperto
- lui/lei/Lei aveva aperto
- noi avevamo aperto
- voi/Voi avevate aperto
- loro/Loro avevano aperto
Toekomende tijd I
- ik zal openen
- jij zult openen
- hij/zij/het zal openen
- wij zullen openen
- jullie zullen openen
- zij zullen openen
Futuro semplice
- io aprirò
- tu aprirai
- lui/lei/Lei aprirà
- noi apriremo
- voi/Voi aprirete
- loro/Loro apriranno
Toekomende tijd II
- ik zal geopend hebben
- jij zult geopend hebben
- hij/zij/het zal geopend hebben
- wij zullen geopend hebben
- jullie zullen geopend hebben
- zij zullen geopend hebben
Futuro anteriore
- io avrò aperto
- tu avrai aperto
- lui/lei/Lei avrà aperto
- noi avremo aperto
- voi/Voi avrete aperto
- loro/Loro avranno aperto
Conditionalis I
- ik zou openen
- jij zou openen
- hij/zij/het zou openen
- wij zouden openen
- jullie zouden openen
- zij zouden openen
Condizionale presente
- io aprirei
- tu apriresti
- lui/lei/Lei aprirebbe
- noi apriremmo
- voi/Voi aprireste
- loro/Loro aprirebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geopend
- jij zou hebben geopend
- hij/zij/het zou hebben geopend
- wij zouden hebben geopend
- jullie zouden hebben geopend
- zij zouden hebben geopend
Condizionale passato
- io avrei aperto
- tu avresti aperto
- lui/lei/Lei avrebbe aperto
- noi avremmo aperto
- voi/Voi avreste aperto
- loro/Loro avrebbero aperto
Imperatief
- jij open
- jullie opent
Imperativo
- tu apri
- voi/Voi aprite