Vervoeging van opgebruiken
Onbepaalde wijs (infinitief): opgebruiken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gebruik op
- jij gebruikt op
- hij/zij/het gebruikt op
- wij gebruiken op
- jullie gebruiken op
- zij gebruiken op
Presente
- io logoro
- tu logori
- lui/lei/Lei logora
- noi logoriamo
- voi/Voi logorate
- loro/Loro logorano
Onvoltooid verleden tijd
- ik gebruikte op
- jij gebruikte op
- hij/zij/het gebruikte op
- wij gebruikten op
- jullie gebruikten op
- zij gebruikten op
Imperfetto
- io logoravo
- tu logoravi
- lui/lei/Lei logorava
- noi logoravamo
- voi/Voi logoravate
- loro/Loro logoravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgebruikt
- jij hebt opgebruikt
- hij/zij/het heeft opgebruikt
- wij hebben opgebruikt
- jullie hebben opgebruikt
- zij hebben opgebruikt
Passato prossimo
- io ho logorato
- tu hai logorato
- lui/lei/Lei ha logorato
- noi abbiamo logorato
- voi/Voi avete logorato
- loro/Loro hanno logorato
Voltooid verleden tijd
- ik had opgebruikt
- jij had opgebruikt
- hij/zij/het had opgebruikt
- wij hadden opgebruikt
- jullie hadden opgebruikt
- zij hadden opgebruikt
Trapassato prossimo
- io avevo logorato
- tu avevi logorato
- lui/lei/Lei aveva logorato
- noi avevamo logorato
- voi/Voi avevate logorato
- loro/Loro avevano logorato
Toekomende tijd I
- ik zal opgebruiken
- jij zult opgebruiken
- hij/zij/het zal opgebruiken
- wij zullen opgebruiken
- jullie zullen opgebruiken
- zij zullen opgebruiken
Futuro semplice
- io logorerò
- tu logorerai
- lui/lei/Lei logorerà
- noi logoreremo
- voi/Voi logorerete
- loro/Loro logoreranno
Toekomende tijd II
- ik zal opgebruikt hebben
- jij zult opgebruikt hebben
- hij/zij/het zal opgebruikt hebben
- wij zullen opgebruikt hebben
- jullie zullen opgebruikt hebben
- zij zullen opgebruikt hebben
Futuro anteriore
- io avrò logorato
- tu avrai logorato
- lui/lei/Lei avrà logorato
- noi avremo logorato
- voi/Voi avrete logorato
- loro/Loro avranno logorato
Conditionalis I
- ik zou opgebruiken
- jij zou opgebruiken
- hij/zij/het zou opgebruiken
- wij zouden opgebruiken
- jullie zouden opgebruiken
- zij zouden opgebruiken
Condizionale presente
- io logorerei
- tu logoreresti
- lui/lei/Lei logorerebbe
- noi logoreremmo
- voi/Voi logorereste
- loro/Loro logorerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben opgebruikt
- jij zou hebben opgebruikt
- hij/zij/het zou hebben opgebruikt
- wij zouden hebben opgebruikt
- jullie zouden hebben opgebruikt
- zij zouden hebben opgebruikt
Condizionale passato
- io avrei logorato
- tu avresti logorato
- lui/lei/Lei avrebbe logorato
- noi avremmo logorato
- voi/Voi avreste logorato
- loro/Loro avrebbero logorato
Imperatief
- jij gebruik op
- jullie gebruikt op
Imperativo
- tu logora
- voi/Voi logorate