Vervoeging van opmeten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meet op
- jij meet op
- hij/zij/het meet op
- wij meten op
- jullie meten op
- zij meten op
Presente
- io misuro
- tu misuri
- lui/lei/Lei misura
- noi misuriamo
- voi/Voi misurate
- loro/Loro misurano
Onvoltooid verleden tijd
- ik mat op
- jij mat op
- hij/zij/het mat op
- wij maten op
- jullie maten op
- zij maten op
Imperfetto
- io misuravo
- tu misuravi
- lui/lei/Lei misurava
- noi misuravamo
- voi/Voi misuravate
- loro/Loro misuravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgemeten
- jij hebt opgemeten
- hij/zij/het heeft opgemeten
- wij hebben opgemeten
- jullie hebben opgemeten
- zij hebben opgemeten
Passato prossimo
- io ho misurato
- tu hai misurato
- lui/lei/Lei ha misurato
- noi abbiamo misurato
- voi/Voi avete misurato
- loro/Loro hanno misurato
Voltooid verleden tijd
- ik had opgemeten
- jij had opgemeten
- hij/zij/het had opgemeten
- wij hadden opgemeten
- jullie hadden opgemeten
- zij hadden opgemeten
Trapassato prossimo
- io avevo misurato
- tu avevi misurato
- lui/lei/Lei aveva misurato
- noi avevamo misurato
- voi/Voi avevate misurato
- loro/Loro avevano misurato
Toekomende tijd I
- ik zal opmeten
- jij zult opmeten
- hij/zij/het zal opmeten
- wij zullen opmeten
- jullie zullen opmeten
- zij zullen opmeten
Futuro semplice
- io misurerò
- tu misurerai
- lui/lei/Lei misurerà
- noi misureremo
- voi/Voi misurerete
- loro/Loro misureranno
Toekomende tijd II
- ik zal opgemeten hebben
- jij zult opgemeten hebben
- hij/zij/het zal opgemeten hebben
- wij zullen opgemeten hebben
- jullie zullen opgemeten hebben
- zij zullen opgemeten hebben
Futuro anteriore
- io avrò misurato
- tu avrai misurato
- lui/lei/Lei avrà misurato
- noi avremo misurato
- voi/Voi avrete misurato
- loro/Loro avranno misurato
Conditionalis I
- ik zou opmeten
- jij zou opmeten
- hij/zij/het zou opmeten
- wij zouden opmeten
- jullie zouden opmeten
- zij zouden opmeten
Condizionale presente
- io misurerei
- tu misureresti
- lui/lei/Lei misurerebbe
- noi misureremmo
- voi/Voi misurereste
- loro/Loro misurerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben opgemeten
- jij zou hebben opgemeten
- hij/zij/het zou hebben opgemeten
- wij zouden hebben opgemeten
- jullie zouden hebben opgemeten
- zij zouden hebben opgemeten
Condizionale passato
- io avrei misurato
- tu avresti misurato
- lui/lei/Lei avrebbe misurato
- noi avremmo misurato
- voi/Voi avreste misurato
- loro/Loro avrebbero misurato
Imperatief
- jij meet op
- jullie meet op
Imperativo
- tu misura
- voi/Voi misurate