Vervoeging van opvrolijken
Onbepaalde wijs (infinitief): opvrolijken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vrolijk op
- jij vrolijkt op
- hij/zij/het vrolijkt op
- wij vrolijken op
- jullie vrolijken op
- zij vrolijken op
Presente
- io diverto
- tu diverti
- lui/lei/Lei diverte
- noi divertiamo
- voi/Voi divertite
- loro/Loro divertono
Onvoltooid verleden tijd
- ik vrolijkte op
- jij vrolijkte op
- hij/zij/het vrolijkte op
- wij vrolijkten op
- jullie vrolijkten op
- zij vrolijkten op
Imperfetto
- io divertivo
- tu divertivi
- lui/lei/Lei divertiva
- noi divertivamo
- voi/Voi divertivate
- loro/Loro divertivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevrolijkt
- jij hebt opgevrolijkt
- hij/zij/het heeft opgevrolijkt
- wij hebben opgevrolijkt
- jullie hebben opgevrolijkt
- zij hebben opgevrolijkt
Passato prossimo
- io ho divertito
- tu hai divertito
- lui/lei/Lei ha divertito
- noi abbiamo divertito
- voi/Voi avete divertito
- loro/Loro hanno divertito
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevrolijkt
- jij had opgevrolijkt
- hij/zij/het had opgevrolijkt
- wij hadden opgevrolijkt
- jullie hadden opgevrolijkt
- zij hadden opgevrolijkt
Trapassato prossimo
- io avevo divertito
- tu avevi divertito
- lui/lei/Lei aveva divertito
- noi avevamo divertito
- voi/Voi avevate divertito
- loro/Loro avevano divertito
Toekomende tijd I
- ik zal opvrolijken
- jij zult opvrolijken
- hij/zij/het zal opvrolijken
- wij zullen opvrolijken
- jullie zullen opvrolijken
- zij zullen opvrolijken
Futuro semplice
- io divertirò
- tu divertirai
- lui/lei/Lei divertirà
- noi divertiremo
- voi/Voi divertirete
- loro/Loro divertiranno
Toekomende tijd II
- ik zal opgevrolijkt hebben
- jij zult opgevrolijkt hebben
- hij/zij/het zal opgevrolijkt hebben
- wij zullen opgevrolijkt hebben
- jullie zullen opgevrolijkt hebben
- zij zullen opgevrolijkt hebben
Futuro anteriore
- io avrò divertito
- tu avrai divertito
- lui/lei/Lei avrà divertito
- noi avremo divertito
- voi/Voi avrete divertito
- loro/Loro avranno divertito
Conditionalis I
- ik zou opvrolijken
- jij zou opvrolijken
- hij/zij/het zou opvrolijken
- wij zouden opvrolijken
- jullie zouden opvrolijken
- zij zouden opvrolijken
Condizionale presente
- io divertirei
- tu divertiresti
- lui/lei/Lei divertirebbe
- noi divertiremmo
- voi/Voi divertireste
- loro/Loro divertirebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevrolijkt
- jij zou hebben opgevrolijkt
- hij/zij/het zou hebben opgevrolijkt
- wij zouden hebben opgevrolijkt
- jullie zouden hebben opgevrolijkt
- zij zouden hebben opgevrolijkt
Condizionale passato
- io avrei divertito
- tu avresti divertito
- lui/lei/Lei avrebbe divertito
- noi avremmo divertito
- voi/Voi avreste divertito
- loro/Loro avrebbero divertito
Imperatief
- jij vrolijk op
- jullie vrolijkt op
Imperativo
- tu diverti
- voi/Voi divertite