Vervoeging van overwinteren
Onbepaalde wijs (infinitief): overwinteren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overwinter
- jij overwintert
- hij/zij/het overwintert
- wij overwinteren
- jullie overwinteren
- zij overwinteren
Presente
- io iberno
- tu iberni
- lui/lei/Lei iberna
- noi iberniamo
- voi/Voi ibernate
- loro/Loro ibernano
Onvoltooid verleden tijd
- ik overwinterde
- jij overwinterde
- hij/zij/het overwinterde
- wij overwinterden
- jullie overwinterden
- zij overwinterden
Imperfetto
- io ibernavo
- tu ibernavi
- lui/lei/Lei ibernava
- noi ibernavamo
- voi/Voi ibernavate
- loro/Loro ibernavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overwinterd
- jij hebt overwinterd
- hij/zij/het heeft overwinterd
- wij hebben overwinterd
- jullie hebben overwinterd
- zij hebben overwinterd
Passato prossimo
- io ho ibernato
- tu hai ibernato
- lui/lei/Lei ha ibernato
- noi abbiamo ibernato
- voi/Voi avete ibernato
- loro/Loro hanno ibernato
Voltooid verleden tijd
- ik had overwinterd
- jij had overwinterd
- hij/zij/het had overwinterd
- wij hadden overwinterd
- jullie hadden overwinterd
- zij hadden overwinterd
Trapassato prossimo
- io avevo ibernato
- tu avevi ibernato
- lui/lei/Lei aveva ibernato
- noi avevamo ibernato
- voi/Voi avevate ibernato
- loro/Loro avevano ibernato
Toekomende tijd I
- ik zal overwinteren
- jij zult overwinteren
- hij/zij/het zal overwinteren
- wij zullen overwinteren
- jullie zullen overwinteren
- zij zullen overwinteren
Futuro semplice
- io ibernerò
- tu ibernerai
- lui/lei/Lei ibernerà
- noi iberneremo
- voi/Voi ibernerete
- loro/Loro iberneranno
Toekomende tijd II
- ik zal overwinterd hebben
- jij zult overwinterd hebben
- hij/zij/het zal overwinterd hebben
- wij zullen overwinterd hebben
- jullie zullen overwinterd hebben
- zij zullen overwinterd hebben
Futuro anteriore
- io avrò ibernato
- tu avrai ibernato
- lui/lei/Lei avrà ibernato
- noi avremo ibernato
- voi/Voi avrete ibernato
- loro/Loro avranno ibernato
Conditionalis I
- ik zou overwinteren
- jij zou overwinteren
- hij/zij/het zou overwinteren
- wij zouden overwinteren
- jullie zouden overwinteren
- zij zouden overwinteren
Condizionale presente
- io ibernerei
- tu iberneresti
- lui/lei/Lei ibernerebbe
- noi iberneremmo
- voi/Voi ibernereste
- loro/Loro ibernerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben overwinterd
- jij zou hebben overwinterd
- hij/zij/het zou hebben overwinterd
- wij zouden hebben overwinterd
- jullie zouden hebben overwinterd
- zij zouden hebben overwinterd
Condizionale passato
- io avrei ibernato
- tu avresti ibernato
- lui/lei/Lei avrebbe ibernato
- noi avremmo ibernato
- voi/Voi avreste ibernato
- loro/Loro avrebbero ibernato
Imperatief
- jij overwinter
- jullie overwintert
Imperativo
- tu iberna
- voi/Voi ibernate