Vervoeging van prejudiciëren
Onbepaalde wijs (infinitief): prejudiciëren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prejudicieer
- jij prejudicieert
- hij/zij/het prejudicieert
- wij prejudiciëren
- jullie prejudiciëren
- zij prejudiciëren
Presente
- io anticipo
- tu anticipi
- lui/lei/Lei anticipa
- noi anticipiamo
- voi/Voi anticipate
- loro/Loro anticipano
Onvoltooid verleden tijd
- ik prejudicieerde
- jij prejudicieerde
- hij/zij/het prejudicieerde
- wij prejudicieerden
- jullie prejudicieerden
- zij prejudicieerden
Imperfetto
- io anticipavo
- tu anticipavi
- lui/lei/Lei anticipava
- noi anticipavamo
- voi/Voi anticipavate
- loro/Loro anticipavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprejudicieerd
- jij hebt geprejudicieerd
- hij/zij/het heeft geprejudicieerd
- wij hebben geprejudicieerd
- jullie hebben geprejudicieerd
- zij hebben geprejudicieerd
Passato prossimo
- io ho anticipato
- tu hai anticipato
- lui/lei/Lei ha anticipato
- noi abbiamo anticipato
- voi/Voi avete anticipato
- loro/Loro hanno anticipato
Voltooid verleden tijd
- ik had geprejudicieerd
- jij had geprejudicieerd
- hij/zij/het had geprejudicieerd
- wij hadden geprejudicieerd
- jullie hadden geprejudicieerd
- zij hadden geprejudicieerd
Trapassato prossimo
- io avevo anticipato
- tu avevi anticipato
- lui/lei/Lei aveva anticipato
- noi avevamo anticipato
- voi/Voi avevate anticipato
- loro/Loro avevano anticipato
Toekomende tijd I
- ik zal prejudiciëren
- jij zult prejudiciëren
- hij/zij/het zal prejudiciëren
- wij zullen prejudiciëren
- jullie zullen prejudiciëren
- zij zullen prejudiciëren
Futuro semplice
- io anticiperò
- tu anticiperai
- lui/lei/Lei anticiperà
- noi anticiperemo
- voi/Voi anticiperete
- loro/Loro anticiperanno
Toekomende tijd II
- ik zal geprejudicieerd hebben
- jij zult geprejudicieerd hebben
- hij/zij/het zal geprejudicieerd hebben
- wij zullen geprejudicieerd hebben
- jullie zullen geprejudicieerd hebben
- zij zullen geprejudicieerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò anticipato
- tu avrai anticipato
- lui/lei/Lei avrà anticipato
- noi avremo anticipato
- voi/Voi avrete anticipato
- loro/Loro avranno anticipato
Conditionalis I
- ik zou prejudiciëren
- jij zou prejudiciëren
- hij/zij/het zou prejudiciëren
- wij zouden prejudiciëren
- jullie zouden prejudiciëren
- zij zouden prejudiciëren
Condizionale presente
- io anticiperei
- tu anticiperesti
- lui/lei/Lei anticiperebbe
- noi anticiperemmo
- voi/Voi anticipereste
- loro/Loro anticiperebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geprejudicieerd
- jij zou hebben geprejudicieerd
- hij/zij/het zou hebben geprejudicieerd
- wij zouden hebben geprejudicieerd
- jullie zouden hebben geprejudicieerd
- zij zouden hebben geprejudicieerd
Condizionale passato
- io avrei anticipato
- tu avresti anticipato
- lui/lei/Lei avrebbe anticipato
- noi avremmo anticipato
- voi/Voi avreste anticipato
- loro/Loro avrebbero anticipato
Imperatief
- jij prejudicieer
- jullie prejudicieert
Imperativo
- tu anticipa
- voi/Voi anticipate