Vervoeging van proclameren
Onbepaalde wijs (infinitief): proclameren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik proclameer
- jij proclameert
- hij/zij/het proclameert
- wij proclameren
- jullie proclameren
- zij proclameren
Presente
- io proclamo
- tu proclami
- lui/lei/Lei proclama
- noi proclamiamo
- voi/Voi proclamate
- loro/Loro proclamano
Onvoltooid verleden tijd
- ik proclameerde
- jij proclameerde
- hij/zij/het proclameerde
- wij proclameerden
- jullie proclameerden
- zij proclameerden
Imperfetto
- io proclamavo
- tu proclamavi
- lui/lei/Lei proclamava
- noi proclamavamo
- voi/Voi proclamavate
- loro/Loro proclamavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geproclameerd
- jij hebt geproclameerd
- hij/zij/het heeft geproclameerd
- wij hebben geproclameerd
- jullie hebben geproclameerd
- zij hebben geproclameerd
Passato prossimo
- io ho proclamato
- tu hai proclamato
- lui/lei/Lei ha proclamato
- noi abbiamo proclamato
- voi/Voi avete proclamato
- loro/Loro hanno proclamato
Voltooid verleden tijd
- ik had geproclameerd
- jij had geproclameerd
- hij/zij/het had geproclameerd
- wij hadden geproclameerd
- jullie hadden geproclameerd
- zij hadden geproclameerd
Trapassato prossimo
- io avevo proclamato
- tu avevi proclamato
- lui/lei/Lei aveva proclamato
- noi avevamo proclamato
- voi/Voi avevate proclamato
- loro/Loro avevano proclamato
Toekomende tijd I
- ik zal proclameren
- jij zult proclameren
- hij/zij/het zal proclameren
- wij zullen proclameren
- jullie zullen proclameren
- zij zullen proclameren
Futuro semplice
- io proclamerò
- tu proclamerai
- lui/lei/Lei proclamerà
- noi proclameremo
- voi/Voi proclamerete
- loro/Loro proclameranno
Toekomende tijd II
- ik zal geproclameerd hebben
- jij zult geproclameerd hebben
- hij/zij/het zal geproclameerd hebben
- wij zullen geproclameerd hebben
- jullie zullen geproclameerd hebben
- zij zullen geproclameerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò proclamato
- tu avrai proclamato
- lui/lei/Lei avrà proclamato
- noi avremo proclamato
- voi/Voi avrete proclamato
- loro/Loro avranno proclamato
Conditionalis I
- ik zou proclameren
- jij zou proclameren
- hij/zij/het zou proclameren
- wij zouden proclameren
- jullie zouden proclameren
- zij zouden proclameren
Condizionale presente
- io proclamerei
- tu proclameresti
- lui/lei/Lei proclamerebbe
- noi proclameremmo
- voi/Voi proclamereste
- loro/Loro proclamerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geproclameerd
- jij zou hebben geproclameerd
- hij/zij/het zou hebben geproclameerd
- wij zouden hebben geproclameerd
- jullie zouden hebben geproclameerd
- zij zouden hebben geproclameerd
Condizionale passato
- io avrei proclamato
- tu avresti proclamato
- lui/lei/Lei avrebbe proclamato
- noi avremmo proclamato
- voi/Voi avreste proclamato
- loro/Loro avrebbero proclamato
Imperatief
- jij proclameer
- jullie proclameert
Imperativo
- tu proclama
- voi/Voi proclamate