Vervoeging van slinken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het slinkt
- zij slinken
Presente
- lui/lei/Lei diminuisce
- loro/Loro diminuiscono
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het slonk
- zij slonken
Imperfetto
- lui/lei/Lei diminuiva
- loro/Loro diminuivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geslonken
- zij zijn geslonken
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha diminuito
- loro/Loro hanno diminuito
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geslonken
- zij waren geslonken
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva diminuito
- loro/Loro avevano diminuito
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal slinken
- zij zult slinken
Futuro semplice
- lui/lei/Lei diminuirà
- loro/Loro diminuiranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geslonken zijn
- zij zult geslonken zijn
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà diminuito
- loro/Loro avranno diminuito
Conditionalis I
- hij/zij/het zal slinken
- zij zullen slinken
Condizionale presente
- lui/lei/Lei diminuirebbe
- loro/Loro diminuirebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn geslonken
- zij zullen zijn geslonken
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe diminuito
- loro/Loro avrebbero diminuito