Vervoeging van sneren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sneer
- jij sneert
- hij/zij/het sneert
- wij sneren
- jullie sneren
- zij sneren
Onvoltooid verleden tijd
- ik sneerde
- jij sneerde
- hij/zij/het sneerde
- wij sneerden
- jullie sneerden
- zij sneerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesneerd
- jij hebt gesneerd
- hij/zij/het heeft gesneerd
- wij hebben gesneerd
- jullie hebben gesneerd
- zij hebben gesneerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gesneerd
- jij had gesneerd
- hij/zij/het had gesneerd
- wij hadden gesneerd
- jullie hadden gesneerd
- zij hadden gesneerd
Toekomende tijd I
- ik zal sneren
- jij zult sneren
- hij/zij/het zal sneren
- wij zullen sneren
- jullie zullen sneren
- zij zullen sneren
Toekomende tijd II
- ik zal gesneerd hebben
- jij zult gesneerd hebben
- hij/zij/het zal gesneerd hebben
- wij zullen gesneerd hebben
- jullie zullen gesneerd hebben
- zij zullen gesneerd hebben
Conditionalis I
- ik zou sneren
- jij zou sneren
- hij/zij/het zou sneren
- wij zouden sneren
- jullie zouden sneren
- zij zouden sneren
Conditionalis II
- ik zou hebben gesneerd
- jij zou hebben gesneerd
- hij/zij/het zou hebben gesneerd
- wij zouden hebben gesneerd
- jullie zouden hebben gesneerd
- zij zouden hebben gesneerd
Imperatief
- jij sneer
- jullie sneert