Vervoeging van storen

Vertaling: disturbare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stoor
  • jij stoort
  • hij/zij/het stoort
  • wij storen
  • jullie storen
  • zij storen

Presente

  • io disturbo
  • tu disturbi
  • lui/lei/Lei disturba
  • noi disturbiamo
  • voi/Voi disturbate
  • loro/Loro disturbano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stoorde
  • jij stoorde
  • hij/zij/het stoorde
  • wij stoorden
  • jullie stoorden
  • zij stoorden

Imperfetto

  • io disturbavo
  • tu disturbavi
  • lui/lei/Lei disturbava
  • noi disturbavamo
  • voi/Voi disturbavate
  • loro/Loro disturbavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestoord
  • jij hebt gestoord
  • hij/zij/het heeft gestoord
  • wij hebben gestoord
  • jullie hebben gestoord
  • zij hebben gestoord

Passato prossimo

  • io ho disturbato
  • tu hai disturbato
  • lui/lei/Lei ha disturbato
  • noi abbiamo disturbato
  • voi/Voi avete disturbato
  • loro/Loro hanno disturbato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestoord
  • jij had gestoord
  • hij/zij/het had gestoord
  • wij hadden gestoord
  • jullie hadden gestoord
  • zij hadden gestoord

Trapassato prossimo

  • io avevo disturbato
  • tu avevi disturbato
  • lui/lei/Lei aveva disturbato
  • noi avevamo disturbato
  • voi/Voi avevate disturbato
  • loro/Loro avevano disturbato

Toekomende tijd I

  • ik zal storen
  • jij zult storen
  • hij/zij/het zal storen
  • wij zullen storen
  • jullie zullen storen
  • zij zullen storen

Futuro semplice

  • io disturberò
  • tu disturberai
  • lui/lei/Lei disturberà
  • noi disturberemo
  • voi/Voi disturberete
  • loro/Loro disturberanno

Toekomende tijd II

  • ik zal gestoord hebben
  • jij zult gestoord hebben
  • hij/zij/het zal gestoord hebben
  • wij zullen gestoord hebben
  • jullie zullen gestoord hebben
  • zij zullen gestoord hebben

Futuro anteriore

  • io avrò disturbato
  • tu avrai disturbato
  • lui/lei/Lei avrà disturbato
  • noi avremo disturbato
  • voi/Voi avrete disturbato
  • loro/Loro avranno disturbato

Conditionalis I

  • ik zou storen
  • jij zou storen
  • hij/zij/het zou storen
  • wij zouden storen
  • jullie zouden storen
  • zij zouden storen

Condizionale presente

  • io disturberei
  • tu disturberesti
  • lui/lei/Lei disturberebbe
  • noi disturberemmo
  • voi/Voi disturbereste
  • loro/Loro disturberebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestoord
  • jij zou hebben gestoord
  • hij/zij/het zou hebben gestoord
  • wij zouden hebben gestoord
  • jullie zouden hebben gestoord
  • zij zouden hebben gestoord

Condizionale passato

  • io avrei disturbato
  • tu avresti disturbato
  • lui/lei/Lei avrebbe disturbato
  • noi avremmo disturbato
  • voi/Voi avreste disturbato
  • loro/Loro avrebbero disturbato

Imperatief

  • jij stoor
  • jullie stoort

Imperativo

  • tu disturba
  • voi/Voi disturbate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van storen