Vervoeging van taxeren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik taxeer
- jij taxeert
- hij/zij/het taxeert
- wij taxeren
- jullie taxeren
- zij taxeren
Presente
- io apprezzo
- tu apprezzi
- lui/lei/Lei apprezza
- noi apprezziamo
- voi/Voi apprezzate
- loro/Loro apprezzano
Onvoltooid verleden tijd
- ik taxeerde
- jij taxeerde
- hij/zij/het taxeerde
- wij taxeerden
- jullie taxeerden
- zij taxeerden
Imperfetto
- io apprezzavo
- tu apprezzavi
- lui/lei/Lei apprezzava
- noi apprezzavamo
- voi/Voi apprezzavate
- loro/Loro apprezzavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getaxeerd
- jij hebt getaxeerd
- hij/zij/het heeft getaxeerd
- wij hebben getaxeerd
- jullie hebben getaxeerd
- zij hebben getaxeerd
Passato prossimo
- io ho apprezzato
- tu hai apprezzato
- lui/lei/Lei ha apprezzato
- noi abbiamo apprezzato
- voi/Voi avete apprezzato
- loro/Loro hanno apprezzato
Voltooid verleden tijd
- ik had getaxeerd
- jij had getaxeerd
- hij/zij/het had getaxeerd
- wij hadden getaxeerd
- jullie hadden getaxeerd
- zij hadden getaxeerd
Trapassato prossimo
- io avevo apprezzato
- tu avevi apprezzato
- lui/lei/Lei aveva apprezzato
- noi avevamo apprezzato
- voi/Voi avevate apprezzato
- loro/Loro avevano apprezzato
Toekomende tijd I
- ik zal taxeren
- jij zult taxeren
- hij/zij/het zal taxeren
- wij zullen taxeren
- jullie zullen taxeren
- zij zullen taxeren
Futuro semplice
- io apprezzerò
- tu apprezzerai
- lui/lei/Lei apprezzerà
- noi apprezzeremo
- voi/Voi apprezzerete
- loro/Loro apprezzeranno
Toekomende tijd II
- ik zal getaxeerd hebben
- jij zult getaxeerd hebben
- hij/zij/het zal getaxeerd hebben
- wij zullen getaxeerd hebben
- jullie zullen getaxeerd hebben
- zij zullen getaxeerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò apprezzato
- tu avrai apprezzato
- lui/lei/Lei avrà apprezzato
- noi avremo apprezzato
- voi/Voi avrete apprezzato
- loro/Loro avranno apprezzato
Conditionalis I
- ik zou taxeren
- jij zou taxeren
- hij/zij/het zou taxeren
- wij zouden taxeren
- jullie zouden taxeren
- zij zouden taxeren
Condizionale presente
- io apprezzerei
- tu apprezzeresti
- lui/lei/Lei apprezzerebbe
- noi apprezzeremmo
- voi/Voi apprezzereste
- loro/Loro apprezzerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben getaxeerd
- jij zou hebben getaxeerd
- hij/zij/het zou hebben getaxeerd
- wij zouden hebben getaxeerd
- jullie zouden hebben getaxeerd
- zij zouden hebben getaxeerd
Condizionale passato
- io avrei apprezzato
- tu avresti apprezzato
- lui/lei/Lei avrebbe apprezzato
- noi avremmo apprezzato
- voi/Voi avreste apprezzato
- loro/Loro avrebbero apprezzato
Imperatief
- jij taxeer
- jullie taxeert
Imperativo
- tu apprezza
- voi/Voi apprezzate