Vervoeging van tegenstaan

Onbepaalde wijs (infinitief): tegenstaan

Vertaling: annoiare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sta tegen
  • jij staat tegen
  • hij/zij/het staat tegen
  • wij staan tegen
  • jullie staan tegen
  • zij staan tegen

Presente

  • io annoio
  • tu annoi
  • lui/lei/Lei annoia
  • noi annoiamo
  • voi/Voi annoiate
  • loro/Loro annoiano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stond tegen
  • jij stond tegen
  • hij/zij/het stond tegen
  • wij stonden tegen
  • jullie stonden tegen
  • zij stonden tegen

Imperfetto

  • io annoiavo
  • tu annoiavi
  • lui/lei/Lei annoiava
  • noi annoiavamo
  • voi/Voi annoiavate
  • loro/Loro annoiavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb tegengestaan
  • jij hebt tegengestaan
  • hij/zij/het heeft tegengestaan
  • wij hebben tegengestaan
  • jullie hebben tegengestaan
  • zij hebben tegengestaan

Passato prossimo

  • io ho annoiato
  • tu hai annoiato
  • lui/lei/Lei ha annoiato
  • noi abbiamo annoiato
  • voi/Voi avete annoiato
  • loro/Loro hanno annoiato

Voltooid verleden tijd

  • ik had tegengestaan
  • jij had tegengestaan
  • hij/zij/het had tegengestaan
  • wij hadden tegengestaan
  • jullie hadden tegengestaan
  • zij hadden tegengestaan

Trapassato prossimo

  • io avevo annoiato
  • tu avevi annoiato
  • lui/lei/Lei aveva annoiato
  • noi avevamo annoiato
  • voi/Voi avevate annoiato
  • loro/Loro avevano annoiato

Toekomende tijd I

  • ik zal tegenstaan
  • jij zult tegenstaan
  • hij/zij/het zal tegenstaan
  • wij zullen tegenstaan
  • jullie zullen tegenstaan
  • zij zullen tegenstaan

Futuro semplice

  • io annoierò
  • tu annoierai
  • lui/lei/Lei annoierà
  • noi annoieremo
  • voi/Voi annoierete
  • loro/Loro annoieranno

Toekomende tijd II

  • ik zal tegengestaan hebben
  • jij zult tegengestaan hebben
  • hij/zij/het zal tegengestaan hebben
  • wij zullen tegengestaan hebben
  • jullie zullen tegengestaan hebben
  • zij zullen tegengestaan hebben

Futuro anteriore

  • io avrò annoiato
  • tu avrai annoiato
  • lui/lei/Lei avrà annoiato
  • noi avremo annoiato
  • voi/Voi avrete annoiato
  • loro/Loro avranno annoiato

Conditionalis I

  • ik zou tegenstaan
  • jij zou tegenstaan
  • hij/zij/het zou tegenstaan
  • wij zouden tegenstaan
  • jullie zouden tegenstaan
  • zij zouden tegenstaan

Condizionale presente

  • io annoierei
  • tu annoieresti
  • lui/lei/Lei annoierebbe
  • noi annoieremmo
  • voi/Voi annoiereste
  • loro/Loro annoierebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben tegengestaan
  • jij zou hebben tegengestaan
  • hij/zij/het zou hebben tegengestaan
  • wij zouden hebben tegengestaan
  • jullie zouden hebben tegengestaan
  • zij zouden hebben tegengestaan

Condizionale passato

  • io avrei annoiato
  • tu avresti annoiato
  • lui/lei/Lei avrebbe annoiato
  • noi avremmo annoiato
  • voi/Voi avreste annoiato
  • loro/Loro avrebbero annoiato

Imperatief

  • jij sta tegen
  • jullie staat tegen

Imperativo

  • tu annoia
  • voi/Voi annoiate