Vervoeging van terugdraaien
Onbepaalde wijs (infinitief): terugdraaien
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draai terug
- jij draait terug
- hij/zij/het draait terug
- wij draaien terug
- jullie draaien terug
- zij draaien terug
Presente
- io annullo
- tu annulli
- lui/lei/Lei annulla
- noi annulliamo
- voi/Voi annullate
- loro/Loro annullano
Onvoltooid verleden tijd
- ik draaide terug
- jij draaide terug
- hij/zij/het draaide terug
- wij draaiden terug
- jullie draaiden terug
- zij draaiden terug
Imperfetto
- io annullavo
- tu annullavi
- lui/lei/Lei annullava
- noi annullavamo
- voi/Voi annullavate
- loro/Loro annullavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb teruggedraaid
- jij hebt teruggedraaid
- hij/zij/het heeft teruggedraaid
- wij hebben teruggedraaid
- jullie hebben teruggedraaid
- zij hebben teruggedraaid
Passato prossimo
- io ho annullato
- tu hai annullato
- lui/lei/Lei ha annullato
- noi abbiamo annullato
- voi/Voi avete annullato
- loro/Loro hanno annullato
Voltooid verleden tijd
- ik had teruggedraaid
- jij had teruggedraaid
- hij/zij/het had teruggedraaid
- wij hadden teruggedraaid
- jullie hadden teruggedraaid
- zij hadden teruggedraaid
Trapassato prossimo
- io avevo annullato
- tu avevi annullato
- lui/lei/Lei aveva annullato
- noi avevamo annullato
- voi/Voi avevate annullato
- loro/Loro avevano annullato
Toekomende tijd I
- ik zal terugdraaien
- jij zult terugdraaien
- hij/zij/het zal terugdraaien
- wij zullen terugdraaien
- jullie zullen terugdraaien
- zij zullen terugdraaien
Futuro semplice
- io annullerò
- tu annullerai
- lui/lei/Lei annullerà
- noi annulleremo
- voi/Voi annullerete
- loro/Loro annulleranno
Toekomende tijd II
- ik zal teruggedraaid hebben
- jij zult teruggedraaid hebben
- hij/zij/het zal teruggedraaid hebben
- wij zullen teruggedraaid hebben
- jullie zullen teruggedraaid hebben
- zij zullen teruggedraaid hebben
Futuro anteriore
- io avrò annullato
- tu avrai annullato
- lui/lei/Lei avrà annullato
- noi avremo annullato
- voi/Voi avrete annullato
- loro/Loro avranno annullato
Conditionalis I
- ik zou terugdraaien
- jij zou terugdraaien
- hij/zij/het zou terugdraaien
- wij zouden terugdraaien
- jullie zouden terugdraaien
- zij zouden terugdraaien
Condizionale presente
- io annullerei
- tu annulleresti
- lui/lei/Lei annullerebbe
- noi annulleremmo
- voi/Voi annullereste
- loro/Loro annullerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben teruggedraaid
- jij zou hebben teruggedraaid
- hij/zij/het zou hebben teruggedraaid
- wij zouden hebben teruggedraaid
- jullie zouden hebben teruggedraaid
- zij zouden hebben teruggedraaid
Condizionale passato
- io avrei annullato
- tu avresti annullato
- lui/lei/Lei avrebbe annullato
- noi avremmo annullato
- voi/Voi avreste annullato
- loro/Loro avrebbero annullato
Imperatief
- jij draai terug
- jullie draait terug
Imperativo
- tu annulla
- voi/Voi annullate