Vervoeging van tieren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tier
- jij tiert
- hij/zij/het tiert
- wij tieren
- jullie tieren
- zij tieren
Presente
- io prospero
- tu prosperi
- lui/lei/Lei prospera
- noi prosperiamo
- voi/Voi prosperate
- loro/Loro prosperano
Onvoltooid verleden tijd
- ik tierde
- jij tierde
- hij/zij/het tierde
- wij tierden
- jullie tierden
- zij tierden
Imperfetto
- io prosperavo
- tu prosperavi
- lui/lei/Lei prosperava
- noi prosperavamo
- voi/Voi prosperavate
- loro/Loro prosperavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getierd
- jij hebt getierd
- hij/zij/het heeft getierd
- wij hebben getierd
- jullie hebben getierd
- zij hebben getierd
Passato prossimo
- io ho prosperato
- tu hai prosperato
- lui/lei/Lei ha prosperato
- noi abbiamo prosperato
- voi/Voi avete prosperato
- loro/Loro hanno prosperato
Voltooid verleden tijd
- ik had getierd
- jij had getierd
- hij/zij/het had getierd
- wij hadden getierd
- jullie hadden getierd
- zij hadden getierd
Trapassato prossimo
- io avevo prosperato
- tu avevi prosperato
- lui/lei/Lei aveva prosperato
- noi avevamo prosperato
- voi/Voi avevate prosperato
- loro/Loro avevano prosperato
Toekomende tijd I
- ik zal tieren
- jij zult tieren
- hij/zij/het zal tieren
- wij zullen tieren
- jullie zullen tieren
- zij zullen tieren
Futuro semplice
- io prospererò
- tu prospererai
- lui/lei/Lei prospererà
- noi prospereremo
- voi/Voi prospererete
- loro/Loro prospereranno
Toekomende tijd II
- ik zal getierd hebben
- jij zult getierd hebben
- hij/zij/het zal getierd hebben
- wij zullen getierd hebben
- jullie zullen getierd hebben
- zij zullen getierd hebben
Futuro anteriore
- io avrò prosperato
- tu avrai prosperato
- lui/lei/Lei avrà prosperato
- noi avremo prosperato
- voi/Voi avrete prosperato
- loro/Loro avranno prosperato
Conditionalis I
- ik zou tieren
- jij zou tieren
- hij/zij/het zou tieren
- wij zouden tieren
- jullie zouden tieren
- zij zouden tieren
Condizionale presente
- io prospererei
- tu prospereresti
- lui/lei/Lei prospererebbe
- noi prospereremmo
- voi/Voi prosperereste
- loro/Loro prospererebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben getierd
- jij zou hebben getierd
- hij/zij/het zou hebben getierd
- wij zouden hebben getierd
- jullie zouden hebben getierd
- zij zouden hebben getierd
Condizionale passato
- io avrei prosperato
- tu avresti prosperato
- lui/lei/Lei avrebbe prosperato
- noi avremmo prosperato
- voi/Voi avreste prosperato
- loro/Loro avrebbero prosperato
Imperatief
- jij tier
- jullie tiert
Imperativo
- tu prospera
- voi/Voi prosperate