Vervoeging van toekennen
Onbepaalde wijs (infinitief): toekennen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ken toe
- jij kent toe
- hij/zij/het kent toe
- wij kennen toe
- jullie kennen toe
- zij kennen toe
Presente
- io dò
- tu dai
- lui/lei/Lei dà
- noi diamo
- voi/Voi date
- loro/Loro danno
Onvoltooid verleden tijd
- ik kende toe
- jij kende toe
- hij/zij/het kende toe
- wij kenden toe
- jullie kenden toe
- zij kenden toe
Imperfetto
- io davo
- tu davi
- lui/lei/Lei dava
- noi davamo
- voi/Voi davate
- loro/Loro davano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegekend
- jij hebt toegekend
- hij/zij/het heeft toegekend
- wij hebben toegekend
- jullie hebben toegekend
- zij hebben toegekend
Passato prossimo
- io ho dato
- tu hai dato
- lui/lei/Lei ha dato
- noi abbiamo dato
- voi/Voi avete dato
- loro/Loro hanno dato
Voltooid verleden tijd
- ik had toegekend
- jij had toegekend
- hij/zij/het had toegekend
- wij hadden toegekend
- jullie hadden toegekend
- zij hadden toegekend
Trapassato prossimo
- io avevo dato
- tu avevi dato
- lui/lei/Lei aveva dato
- noi avevamo dato
- voi/Voi avevate dato
- loro/Loro avevano dato
Toekomende tijd I
- ik zal toekennen
- jij zult toekennen
- hij/zij/het zal toekennen
- wij zullen toekennen
- jullie zullen toekennen
- zij zullen toekennen
Futuro semplice
- io darò
- tu darai
- lui/lei/Lei darà
- noi daremo
- voi/Voi darete
- loro/Loro daranno
Toekomende tijd II
- ik zal toegekend hebben
- jij zult toegekend hebben
- hij/zij/het zal toegekend hebben
- wij zullen toegekend hebben
- jullie zullen toegekend hebben
- zij zullen toegekend hebben
Futuro anteriore
- io avrò dato
- tu avrai dato
- lui/lei/Lei avrà dato
- noi avremo dato
- voi/Voi avrete dato
- loro/Loro avranno dato
Conditionalis I
- ik zou toekennen
- jij zou toekennen
- hij/zij/het zou toekennen
- wij zouden toekennen
- jullie zouden toekennen
- zij zouden toekennen
Condizionale presente
- io darei
- tu daresti
- lui/lei/Lei darebbe
- noi daremmo
- voi/Voi dareste
- loro/Loro darebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben toegekend
- jij zou hebben toegekend
- hij/zij/het zou hebben toegekend
- wij zouden hebben toegekend
- jullie zouden hebben toegekend
- zij zouden hebben toegekend
Condizionale passato
- io avrei dato
- tu avresti dato
- lui/lei/Lei avrebbe dato
- noi avremmo dato
- voi/Voi avreste dato
- loro/Loro avrebbero dato
Imperatief
- jij ken toe
- jullie kent toe
Imperativo
- tu dà
- voi/Voi date