Vervoeging van uitbijten
Onbepaalde wijs (infinitief): uitbijten
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bijt uit
- jij bijt uit
- hij/zij/het bijt uit
- wij bijten uit
- jullie bijten uit
- zij bijten uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik beet uit
- jij beet uit
- hij/zij/het beet uit
- wij beten uit
- jullie beten uit
- zij beten uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgebeten
- jij hebt uitgebeten
- hij/zij/het heeft uitgebeten
- wij hebben uitgebeten
- jullie hebben uitgebeten
- zij hebben uitgebeten
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgebeten
- jij had uitgebeten
- hij/zij/het had uitgebeten
- wij hadden uitgebeten
- jullie hadden uitgebeten
- zij hadden uitgebeten
Toekomende tijd I
- ik zal uitbijten
- jij zult uitbijten
- hij/zij/het zal uitbijten
- wij zullen uitbijten
- jullie zullen uitbijten
- zij zullen uitbijten
Toekomende tijd II
- ik zal uitgebeten hebben
- jij zult uitgebeten hebben
- hij/zij/het zal uitgebeten hebben
- wij zullen uitgebeten hebben
- jullie zullen uitgebeten hebben
- zij zullen uitgebeten hebben
Conditionalis I
- ik zou uitbijten
- jij zou uitbijten
- hij/zij/het zou uitbijten
- wij zouden uitbijten
- jullie zouden uitbijten
- zij zouden uitbijten
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgebeten
- jij zou hebben uitgebeten
- hij/zij/het zou hebben uitgebeten
- wij zouden hebben uitgebeten
- jullie zouden hebben uitgebeten
- zij zouden hebben uitgebeten
Imperatief
- jij bijt uit
- jullie bijt uit