Vervoeging van uiteennemen
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteennemen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem uiteen
- jij neemt uiteen
- hij/zij/het neemt uiteen
- wij nemen uiteen
- jullie nemen uiteen
- zij nemen uiteen
Presente
- io scompongo
- tu scomponi
- lui/lei/Lei scompone
- noi scomponiamo
- voi/Voi scomponete
- loro/Loro scompongono
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam uiteen
- jij nam uiteen
- hij/zij/het nam uiteen
- wij namen uiteen
- jullie namen uiteen
- zij namen uiteen
Imperfetto
- io scomponevo
- tu scomponevi
- lui/lei/Lei scomponeva
- noi scomponevamo
- voi/Voi scomponevate
- loro/Loro scomponevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uiteengenomen
- jij hebt uiteengenomen
- hij/zij/het heeft uiteengenomen
- wij hebben uiteengenomen
- jullie hebben uiteengenomen
- zij hebben uiteengenomen
Passato prossimo
- io ho scomposto
- tu hai scomposto
- lui/lei/Lei ha scomposto
- noi abbiamo scomposto
- voi/Voi avete scomposto
- loro/Loro hanno scomposto
Voltooid verleden tijd
- ik had uiteengenomen
- jij had uiteengenomen
- hij/zij/het had uiteengenomen
- wij hadden uiteengenomen
- jullie hadden uiteengenomen
- zij hadden uiteengenomen
Trapassato prossimo
- io avevo scomposto
- tu avevi scomposto
- lui/lei/Lei aveva scomposto
- noi avevamo scomposto
- voi/Voi avevate scomposto
- loro/Loro avevano scomposto
Toekomende tijd I
- ik zal uiteennemen
- jij zult uiteennemen
- hij/zij/het zal uiteennemen
- wij zullen uiteennemen
- jullie zullen uiteennemen
- zij zullen uiteennemen
Futuro semplice
- io scomporrò
- tu scomporrai
- lui/lei/Lei scomporrà
- noi scomporremo
- voi/Voi scomporrete
- loro/Loro scomporranno
Toekomende tijd II
- ik zal uiteengenomen hebben
- jij zult uiteengenomen hebben
- hij/zij/het zal uiteengenomen hebben
- wij zullen uiteengenomen hebben
- jullie zullen uiteengenomen hebben
- zij zullen uiteengenomen hebben
Futuro anteriore
- io avrò scomposto
- tu avrai scomposto
- lui/lei/Lei avrà scomposto
- noi avremo scomposto
- voi/Voi avrete scomposto
- loro/Loro avranno scomposto
Conditionalis I
- ik zou uiteennemen
- jij zou uiteennemen
- hij/zij/het zou uiteennemen
- wij zouden uiteennemen
- jullie zouden uiteennemen
- zij zouden uiteennemen
Condizionale presente
- io scomporrei
- tu scomporresti
- lui/lei/Lei scomporrebbe
- noi scomporremmo
- voi/Voi scomporreste
- loro/Loro scomporrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben uiteengenomen
- jij zou hebben uiteengenomen
- hij/zij/het zou hebben uiteengenomen
- wij zouden hebben uiteengenomen
- jullie zouden hebben uiteengenomen
- zij zouden hebben uiteengenomen
Condizionale passato
- io avrei scomposto
- tu avresti scomposto
- lui/lei/Lei avrebbe scomposto
- noi avremmo scomposto
- voi/Voi avreste scomposto
- loro/Loro avrebbero scomposto
Imperatief
- jij neem uiteen
- jullie neemt uiteen
Imperativo
- tu scomponi
- voi/Voi scomponete