Vervoeging van uitkiezen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitkiezen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kies uit
- jij kiest uit
- hij/zij/het kiest uit
- wij kiezen uit
- jullie kiezen uit
- zij kiezen uit
Presente
- io eleggo
- tu eleggi
- lui/lei/Lei elegge
- noi eleggiamo
- voi/Voi eleggete
- loro/Loro eleggono
Onvoltooid verleden tijd
- ik koos uit
- jij koos uit
- hij/zij/het koos uit
- wij kozen uit
- jullie kozen uit
- zij kozen uit
Imperfetto
- io eleggevo
- tu eleggevi
- lui/lei/Lei eleggeva
- noi eleggevamo
- voi/Voi eleggevate
- loro/Loro eleggevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgekozen
- jij hebt uitgekozen
- hij/zij/het heeft uitgekozen
- wij hebben uitgekozen
- jullie hebben uitgekozen
- zij hebben uitgekozen
Passato prossimo
- io ho eletto
- tu hai eletto
- lui/lei/Lei ha eletto
- noi abbiamo eletto
- voi/Voi avete eletto
- loro/Loro hanno eletto
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgekozen
- jij had uitgekozen
- hij/zij/het had uitgekozen
- wij hadden uitgekozen
- jullie hadden uitgekozen
- zij hadden uitgekozen
Trapassato prossimo
- io avevo eletto
- tu avevi eletto
- lui/lei/Lei aveva eletto
- noi avevamo eletto
- voi/Voi avevate eletto
- loro/Loro avevano eletto
Toekomende tijd I
- ik zal uitkiezen
- jij zult uitkiezen
- hij/zij/het zal uitkiezen
- wij zullen uitkiezen
- jullie zullen uitkiezen
- zij zullen uitkiezen
Futuro semplice
- io eleggerò
- tu eleggerai
- lui/lei/Lei eleggerà
- noi eleggeremo
- voi/Voi eleggerete
- loro/Loro eleggeranno
Toekomende tijd II
- ik zal uitgekozen hebben
- jij zult uitgekozen hebben
- hij/zij/het zal uitgekozen hebben
- wij zullen uitgekozen hebben
- jullie zullen uitgekozen hebben
- zij zullen uitgekozen hebben
Futuro anteriore
- io avrò eletto
- tu avrai eletto
- lui/lei/Lei avrà eletto
- noi avremo eletto
- voi/Voi avrete eletto
- loro/Loro avranno eletto
Conditionalis I
- ik zou uitkiezen
- jij zou uitkiezen
- hij/zij/het zou uitkiezen
- wij zouden uitkiezen
- jullie zouden uitkiezen
- zij zouden uitkiezen
Condizionale presente
- io eleggerei
- tu eleggeresti
- lui/lei/Lei eleggerebbe
- noi eleggeremmo
- voi/Voi eleggereste
- loro/Loro eleggerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgekozen
- jij zou hebben uitgekozen
- hij/zij/het zou hebben uitgekozen
- wij zouden hebben uitgekozen
- jullie zouden hebben uitgekozen
- zij zouden hebben uitgekozen
Condizionale passato
- io avrei eletto
- tu avresti eletto
- lui/lei/Lei avrebbe eletto
- noi avremmo eletto
- voi/Voi avreste eletto
- loro/Loro avrebbero eletto
Imperatief
- jij kies uit
- jullie kiest uit
Imperativo
- tu eleggi
- voi/Voi eleggete