Vervoeging van uitkomen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitkomen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kom uit
- jij komt uit
- hij/zij/het komt uit
- wij komen uit
- jullie komen uit
- zij komen uit
Presente
- io apparisco
- tu apparisci
- lui/lei/Lei apparisce
- noi appariamo
- voi/Voi apparite
- loro/Loro appariscono
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwam uit
- jij kwam uit
- hij/zij/het kwam uit
- wij kwamen uit
- jullie kwamen uit
- zij kwamen uit
Imperfetto
- io apparivo
- tu apparivi
- lui/lei/Lei appariva
- noi apparivamo
- voi/Voi apparivate
- loro/Loro apparivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben uitgekomen
- jij bent uitgekomen
- hij/zij/het is uitgekomen
- wij zijn uitgekomen
- jullie zijn uitgekomen
- zij zijn uitgekomen
Passato prossimo
- io sono apparito
- tu sei apparito
- lui/lei/Lei è apparito
- noi siamo appariti
- voi/Voi siete appariti
- loro/Loro sono appariti
Voltooid verleden tijd
- ik was uitgekomen
- jij was uitgekomen
- hij/zij/het was uitgekomen
- wij waren uitgekomen
- jullie waren uitgekomen
- zij waren uitgekomen
Trapassato prossimo
- io ero apparito
- tu eri apparito
- lui/lei/Lei era apparito
- noi eravamo appariti
- voi/Voi eravate appariti
- loro/Loro erano appariti
Toekomende tijd I
- ik zal uitkomen
- jij zult uitkomen
- hij/zij/het zal uitkomen
- wij zullen uitkomen
- jullie zullen uitkomen
- zij zullen uitkomen
Futuro semplice
- io apparirò
- tu apparirai
- lui/lei/Lei apparirà
- noi appariremo
- voi/Voi apparirete
- loro/Loro appariranno
Toekomende tijd II
- ik zal uitgekomen zijn
- jij zult uitgekomen zijn
- hij/zij/het zal uitgekomen zijn
- wij zullen uitgekomen zijn
- jullie zullen uitgekomen zijn
- zij zullen uitgekomen zijn
Futuro anteriore
- io sarò apparito
- tu sarai apparito
- lui/lei/Lei sarà apparito
- noi saremo appariti
- voi/Voi sarete appariti
- loro/Loro saranno appariti
Conditionalis I
- ik zou uitkomen
- jij zou uitkomen
- hij/zij/het zou uitkomen
- wij zouden uitkomen
- jullie zouden uitkomen
- zij zouden uitkomen
Condizionale presente
- io apparirei
- tu appariresti
- lui/lei/Lei apparirebbe
- noi appariremmo
- voi/Voi apparireste
- loro/Loro apparirebbero
Conditionalis II
- ik zou zijn uitgekomen
- jij zou zijn uitgekomen
- hij/zij/het zou zijn uitgekomen
- wij zouden zijn uitgekomen
- jullie zouden zijn uitgekomen
- zij zouden zijn uitgekomen
Condizionale passato
- io sarei apparito
- tu saresti apparito
- lui/lei/Lei sarebbe apparito
- noi saremmo appariti
- voi/Voi sareste appariti
- loro/Loro sarebbero appariti
Imperatief
- jij kom uit
- jullie komt uit
Imperativo
- tu apparisci
- voi/Voi apparite