Vervoeging van uitscheppen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitscheppen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schep uit
- jij schept uit
- hij/zij/het schept uit
- wij scheppen uit
- jullie scheppen uit
- zij scheppen uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik schepte uit
- jij schepte uit
- hij/zij/het schepte uit
- wij schepten uit
- jullie schepten uit
- zij schepten uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgeschept
- jij hebt uitgeschept
- hij/zij/het heeft uitgeschept
- wij hebben uitgeschept
- jullie hebben uitgeschept
- zij hebben uitgeschept
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgeschept
- jij had uitgeschept
- hij/zij/het had uitgeschept
- wij hadden uitgeschept
- jullie hadden uitgeschept
- zij hadden uitgeschept
Toekomende tijd I
- ik zal uitscheppen
- jij zult uitscheppen
- hij/zij/het zal uitscheppen
- wij zullen uitscheppen
- jullie zullen uitscheppen
- zij zullen uitscheppen
Toekomende tijd II
- ik zal uitgeschept hebben
- jij zult uitgeschept hebben
- hij/zij/het zal uitgeschept hebben
- wij zullen uitgeschept hebben
- jullie zullen uitgeschept hebben
- zij zullen uitgeschept hebben
Conditionalis I
- ik zou uitscheppen
- jij zou uitscheppen
- hij/zij/het zou uitscheppen
- wij zouden uitscheppen
- jullie zouden uitscheppen
- zij zouden uitscheppen
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgeschept
- jij zou hebben uitgeschept
- hij/zij/het zou hebben uitgeschept
- wij zouden hebben uitgeschept
- jullie zouden hebben uitgeschept
- zij zouden hebben uitgeschept
Imperatief
- jij schep uit
- jullie schept uit