Vervoeging van uittarten
Onbepaalde wijs (infinitief): uittarten
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tart uit
- jij tart uit
- hij/zij/het tart uit
- wij tarten uit
- jullie tarten uit
- zij tarten uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik tartte uit
- jij tartte uit
- hij/zij/het tartte uit
- wij tartten uit
- jullie tartten uit
- zij tartten uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgetart
- jij hebt uitgetart
- hij/zij/het heeft uitgetart
- wij hebben uitgetart
- jullie hebben uitgetart
- zij hebben uitgetart
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgetart
- jij had uitgetart
- hij/zij/het had uitgetart
- wij hadden uitgetart
- jullie hadden uitgetart
- zij hadden uitgetart
Toekomende tijd I
- ik zal uittarten
- jij zult uittarten
- hij/zij/het zal uittarten
- wij zullen uittarten
- jullie zullen uittarten
- zij zullen uittarten
Toekomende tijd II
- ik zal uitgetart hebben
- jij zult uitgetart hebben
- hij/zij/het zal uitgetart hebben
- wij zullen uitgetart hebben
- jullie zullen uitgetart hebben
- zij zullen uitgetart hebben
Conditionalis I
- ik zou uittarten
- jij zou uittarten
- hij/zij/het zou uittarten
- wij zouden uittarten
- jullie zouden uittarten
- zij zouden uittarten
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgetart
- jij zou hebben uitgetart
- hij/zij/het zou hebben uitgetart
- wij zouden hebben uitgetart
- jullie zouden hebben uitgetart
- zij zouden hebben uitgetart
Imperatief
- jij tart uit
- jullie tart uit