Vervoeging van uitvinden
Onbepaalde wijs (infinitief): uitvinden
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vind uit
- jij vindt uit
- hij/zij/het vindt uit
- wij vinden uit
- jullie vinden uit
- zij vinden uit
Presente
- io invento
- tu inventi
- lui/lei/Lei inventa
- noi inventiamo
- voi/Voi inventate
- loro/Loro inventano
Onvoltooid verleden tijd
- ik vond uit
- jij vond uit
- hij/zij/het vond uit
- wij vonden uit
- jullie vonden uit
- zij vonden uit
Imperfetto
- io inventavo
- tu inventavi
- lui/lei/Lei inventava
- noi inventavamo
- voi/Voi inventavate
- loro/Loro inventavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgevonden
- jij hebt uitgevonden
- hij/zij/het heeft uitgevonden
- wij hebben uitgevonden
- jullie hebben uitgevonden
- zij hebben uitgevonden
Passato prossimo
- io ho inventato
- tu hai inventato
- lui/lei/Lei ha inventato
- noi abbiamo inventato
- voi/Voi avete inventato
- loro/Loro hanno inventato
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgevonden
- jij had uitgevonden
- hij/zij/het had uitgevonden
- wij hadden uitgevonden
- jullie hadden uitgevonden
- zij hadden uitgevonden
Trapassato prossimo
- io avevo inventato
- tu avevi inventato
- lui/lei/Lei aveva inventato
- noi avevamo inventato
- voi/Voi avevate inventato
- loro/Loro avevano inventato
Toekomende tijd I
- ik zal uitvinden
- jij zult uitvinden
- hij/zij/het zal uitvinden
- wij zullen uitvinden
- jullie zullen uitvinden
- zij zullen uitvinden
Futuro semplice
- io inventerò
- tu inventerai
- lui/lei/Lei inventerà
- noi inventeremo
- voi/Voi inventerete
- loro/Loro inventeranno
Toekomende tijd II
- ik zal uitgevonden hebben
- jij zult uitgevonden hebben
- hij/zij/het zal uitgevonden hebben
- wij zullen uitgevonden hebben
- jullie zullen uitgevonden hebben
- zij zullen uitgevonden hebben
Futuro anteriore
- io avrò inventato
- tu avrai inventato
- lui/lei/Lei avrà inventato
- noi avremo inventato
- voi/Voi avrete inventato
- loro/Loro avranno inventato
Conditionalis I
- ik zou uitvinden
- jij zou uitvinden
- hij/zij/het zou uitvinden
- wij zouden uitvinden
- jullie zouden uitvinden
- zij zouden uitvinden
Condizionale presente
- io inventerei
- tu inventeresti
- lui/lei/Lei inventerebbe
- noi inventeremmo
- voi/Voi inventereste
- loro/Loro inventerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgevonden
- jij zou hebben uitgevonden
- hij/zij/het zou hebben uitgevonden
- wij zouden hebben uitgevonden
- jullie zouden hebben uitgevonden
- zij zouden hebben uitgevonden
Condizionale passato
- io avrei inventato
- tu avresti inventato
- lui/lei/Lei avrebbe inventato
- noi avremmo inventato
- voi/Voi avreste inventato
- loro/Loro avrebbero inventato
Imperatief
- jij vind uit
- jullie vindt uit
Imperativo
- tu inventa
- voi/Voi inventate