Vervoeging van vasthouden
Onbepaalde wijs (infinitief): vasthouden
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd vast
- jij houdt vast
- hij/zij/het houdt vast
- wij houden vast
- jullie houden vast
- zij houden vast
Presente
- io tengo
- tu tieni
- lui/lei/Lei tiene
- noi teniamo
- voi/Voi tenete
- loro/Loro tengono
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield vast
- jij hield vast
- hij/zij/het hield vast
- wij hielden vast
- jullie hielden vast
- zij hielden vast
Imperfetto
- io tenevo
- tu tenevi
- lui/lei/Lei teneva
- noi tenevamo
- voi/Voi tenevate
- loro/Loro tenevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vastgehouden
- jij hebt vastgehouden
- hij/zij/het heeft vastgehouden
- wij hebben vastgehouden
- jullie hebben vastgehouden
- zij hebben vastgehouden
Passato prossimo
- io ho tenuto
- tu hai tenuto
- lui/lei/Lei ha tenuto
- noi abbiamo tenuto
- voi/Voi avete tenuto
- loro/Loro hanno tenuto
Voltooid verleden tijd
- ik had vastgehouden
- jij had vastgehouden
- hij/zij/het had vastgehouden
- wij hadden vastgehouden
- jullie hadden vastgehouden
- zij hadden vastgehouden
Trapassato prossimo
- io avevo tenuto
- tu avevi tenuto
- lui/lei/Lei aveva tenuto
- noi avevamo tenuto
- voi/Voi avevate tenuto
- loro/Loro avevano tenuto
Toekomende tijd I
- ik zal vasthouden
- jij zult vasthouden
- hij/zij/het zal vasthouden
- wij zullen vasthouden
- jullie zullen vasthouden
- zij zullen vasthouden
Futuro semplice
- io terrò
- tu terrai
- lui/lei/Lei terrà
- noi terremo
- voi/Voi terrete
- loro/Loro terranno
Toekomende tijd II
- ik zal vastgehouden hebben
- jij zult vastgehouden hebben
- hij/zij/het zal vastgehouden hebben
- wij zullen vastgehouden hebben
- jullie zullen vastgehouden hebben
- zij zullen vastgehouden hebben
Futuro anteriore
- io avrò tenuto
- tu avrai tenuto
- lui/lei/Lei avrà tenuto
- noi avremo tenuto
- voi/Voi avrete tenuto
- loro/Loro avranno tenuto
Conditionalis I
- ik zou vasthouden
- jij zou vasthouden
- hij/zij/het zou vasthouden
- wij zouden vasthouden
- jullie zouden vasthouden
- zij zouden vasthouden
Condizionale presente
- io terrei
- tu terresti
- lui/lei/Lei terrebbe
- noi terremmo
- voi/Voi terreste
- loro/Loro terrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben vastgehouden
- jij zou hebben vastgehouden
- hij/zij/het zou hebben vastgehouden
- wij zouden hebben vastgehouden
- jullie zouden hebben vastgehouden
- zij zouden hebben vastgehouden
Condizionale passato
- io avrei tenuto
- tu avresti tenuto
- lui/lei/Lei avrebbe tenuto
- noi avremmo tenuto
- voi/Voi avreste tenuto
- loro/Loro avrebbero tenuto
Imperatief
- jij houd vast
- jullie houdt vast
Imperativo
- tu tieni
- voi/Voi tenete