Vervoeging van verbieden

Vertaling: vietare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verbied
  • jij verbiedt
  • hij/zij/het verbiedt
  • wij verbieden
  • jullie verbieden
  • zij verbieden

Presente

  • io vieto
  • tu vieti
  • lui/lei/Lei vieta
  • noi vietiamo
  • voi/Voi vietate
  • loro/Loro vietano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verbood
  • jij verbood
  • hij/zij/het verbood
  • wij verboden
  • jullie verboden
  • zij verboden

Imperfetto

  • io vietavo
  • tu vietavi
  • lui/lei/Lei vietava
  • noi vietavamo
  • voi/Voi vietavate
  • loro/Loro vietavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verboden
  • jij hebt verboden
  • hij/zij/het heeft verboden
  • wij hebben verboden
  • jullie hebben verboden
  • zij hebben verboden

Passato prossimo

  • io ho vietato
  • tu hai vietato
  • lui/lei/Lei ha vietato
  • noi abbiamo vietato
  • voi/Voi avete vietato
  • loro/Loro hanno vietato

Voltooid verleden tijd

  • ik had verboden
  • jij had verboden
  • hij/zij/het had verboden
  • wij hadden verboden
  • jullie hadden verboden
  • zij hadden verboden

Trapassato prossimo

  • io avevo vietato
  • tu avevi vietato
  • lui/lei/Lei aveva vietato
  • noi avevamo vietato
  • voi/Voi avevate vietato
  • loro/Loro avevano vietato

Toekomende tijd I

  • ik zal verbieden
  • jij zult verbieden
  • hij/zij/het zal verbieden
  • wij zullen verbieden
  • jullie zullen verbieden
  • zij zullen verbieden

Futuro semplice

  • io vieterò
  • tu vieterai
  • lui/lei/Lei vieterà
  • noi vieteremo
  • voi/Voi vieterete
  • loro/Loro vieteranno

Toekomende tijd II

  • ik zal verboden hebben
  • jij zult verboden hebben
  • hij/zij/het zal verboden hebben
  • wij zullen verboden hebben
  • jullie zullen verboden hebben
  • zij zullen verboden hebben

Futuro anteriore

  • io avrò vietato
  • tu avrai vietato
  • lui/lei/Lei avrà vietato
  • noi avremo vietato
  • voi/Voi avrete vietato
  • loro/Loro avranno vietato

Conditionalis I

  • ik zou verbieden
  • jij zou verbieden
  • hij/zij/het zou verbieden
  • wij zouden verbieden
  • jullie zouden verbieden
  • zij zouden verbieden

Condizionale presente

  • io vieterei
  • tu vieteresti
  • lui/lei/Lei vieterebbe
  • noi vieteremmo
  • voi/Voi vietereste
  • loro/Loro vieterebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben verboden
  • jij zou hebben verboden
  • hij/zij/het zou hebben verboden
  • wij zouden hebben verboden
  • jullie zouden hebben verboden
  • zij zouden hebben verboden

Condizionale passato

  • io avrei vietato
  • tu avresti vietato
  • lui/lei/Lei avrebbe vietato
  • noi avremmo vietato
  • voi/Voi avreste vietato
  • loro/Loro avrebbero vietato

Imperatief

  • jij verbied
  • jullie verbiedt

Imperativo

  • tu vieta
  • voi/Voi vietate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verbieden