Vervoeging van verdenken
Onbepaalde wijs (infinitief): verdenken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdenk
- jij verdenkt
- hij/zij/het verdenkt
- wij verdenken
- jullie verdenken
- zij verdenken
Presente
- io sospetto
- tu sospetti
- lui/lei/Lei sospetta
- noi sospettiamo
- voi/Voi sospettate
- loro/Loro sospettano
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdacht
- jij verdacht
- hij/zij/het verdacht
- wij verdachten
- jullie verdachten
- zij verdachten
Imperfetto
- io sospettavo
- tu sospettavi
- lui/lei/Lei sospettava
- noi sospettavamo
- voi/Voi sospettavate
- loro/Loro sospettavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdacht
- jij hebt verdacht
- hij/zij/het heeft verdacht
- wij hebben verdacht
- jullie hebben verdacht
- zij hebben verdacht
Passato prossimo
- io ho sospettato
- tu hai sospettato
- lui/lei/Lei ha sospettato
- noi abbiamo sospettato
- voi/Voi avete sospettato
- loro/Loro hanno sospettato
Voltooid verleden tijd
- ik had verdacht
- jij had verdacht
- hij/zij/het had verdacht
- wij hadden verdacht
- jullie hadden verdacht
- zij hadden verdacht
Trapassato prossimo
- io avevo sospettato
- tu avevi sospettato
- lui/lei/Lei aveva sospettato
- noi avevamo sospettato
- voi/Voi avevate sospettato
- loro/Loro avevano sospettato
Toekomende tijd I
- ik zal verdenken
- jij zult verdenken
- hij/zij/het zal verdenken
- wij zullen verdenken
- jullie zullen verdenken
- zij zullen verdenken
Futuro semplice
- io sospetterò
- tu sospetterai
- lui/lei/Lei sospetterà
- noi sospetteremo
- voi/Voi sospetterete
- loro/Loro sospetteranno
Toekomende tijd II
- ik zal verdacht hebben
- jij zult verdacht hebben
- hij/zij/het zal verdacht hebben
- wij zullen verdacht hebben
- jullie zullen verdacht hebben
- zij zullen verdacht hebben
Futuro anteriore
- io avrò sospettato
- tu avrai sospettato
- lui/lei/Lei avrà sospettato
- noi avremo sospettato
- voi/Voi avrete sospettato
- loro/Loro avranno sospettato
Conditionalis I
- ik zou verdenken
- jij zou verdenken
- hij/zij/het zou verdenken
- wij zouden verdenken
- jullie zouden verdenken
- zij zouden verdenken
Condizionale presente
- io sospetterei
- tu sospetteresti
- lui/lei/Lei sospetterebbe
- noi sospetteremmo
- voi/Voi sospettereste
- loro/Loro sospetterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben verdacht
- jij zou hebben verdacht
- hij/zij/het zou hebben verdacht
- wij zouden hebben verdacht
- jullie zouden hebben verdacht
- zij zouden hebben verdacht
Condizionale passato
- io avrei sospettato
- tu avresti sospettato
- lui/lei/Lei avrebbe sospettato
- noi avremmo sospettato
- voi/Voi avreste sospettato
- loro/Loro avrebbero sospettato
Imperatief
- jij verdenk
- jullie verdenkt
Imperativo
- tu sospetta
- voi/Voi sospettate