Vervoeging van verdobbelen
Onbepaalde wijs (infinitief): verdobbelen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdobbel
- jij verdobbelt
- hij/zij/het verdobbelt
- wij verdobbelen
- jullie verdobbelen
- zij verdobbelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdobbelde
- jij verdobbelde
- hij/zij/het verdobbelde
- wij verdobbelden
- jullie verdobbelden
- zij verdobbelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdobbeld
- jij hebt verdobbeld
- hij/zij/het heeft verdobbeld
- wij hebben verdobbeld
- jullie hebben verdobbeld
- zij hebben verdobbeld
Voltooid verleden tijd
- ik had verdobbeld
- jij had verdobbeld
- hij/zij/het had verdobbeld
- wij hadden verdobbeld
- jullie hadden verdobbeld
- zij hadden verdobbeld
Toekomende tijd I
- ik zal verdobbelen
- jij zult verdobbelen
- hij/zij/het zal verdobbelen
- wij zullen verdobbelen
- jullie zullen verdobbelen
- zij zullen verdobbelen
Toekomende tijd II
- ik zal verdobbeld hebben
- jij zult verdobbeld hebben
- hij/zij/het zal verdobbeld hebben
- wij zullen verdobbeld hebben
- jullie zullen verdobbeld hebben
- zij zullen verdobbeld hebben
Conditionalis I
- ik zou verdobbelen
- jij zou verdobbelen
- hij/zij/het zou verdobbelen
- wij zouden verdobbelen
- jullie zouden verdobbelen
- zij zouden verdobbelen
Conditionalis II
- ik zou hebben verdobbeld
- jij zou hebben verdobbeld
- hij/zij/het zou hebben verdobbeld
- wij zouden hebben verdobbeld
- jullie zouden hebben verdobbeld
- zij zouden hebben verdobbeld
Imperatief
- jij verdobbel
- jullie verdobbelt