Vervoeging van vergiftigen

Onbepaalde wijs (infinitief): vergiftigen

Vertaling: avvelenare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergiftig
  • jij vergiftigt
  • hij/zij/het vergiftigt
  • wij vergiftigen
  • jullie vergiftigen
  • zij vergiftigen

Presente

  • io avveleno
  • tu avveleni
  • lui/lei/Lei avvelena
  • noi avveleniamo
  • voi/Voi avvelenate
  • loro/Loro avvelenano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergiftigde
  • jij vergiftigde
  • hij/zij/het vergiftigde
  • wij vergiftigden
  • jullie vergiftigden
  • zij vergiftigden

Imperfetto

  • io avvelenavo
  • tu avvelenavi
  • lui/lei/Lei avvelenava
  • noi avvelenavamo
  • voi/Voi avvelenavate
  • loro/Loro avvelenavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergiftigd
  • jij hebt vergiftigd
  • hij/zij/het heeft vergiftigd
  • wij hebben vergiftigd
  • jullie hebben vergiftigd
  • zij hebben vergiftigd

Passato prossimo

  • io ho avvelenato
  • tu hai avvelenato
  • lui/lei/Lei ha avvelenato
  • noi abbiamo avvelenato
  • voi/Voi avete avvelenato
  • loro/Loro hanno avvelenato

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergiftigd
  • jij had vergiftigd
  • hij/zij/het had vergiftigd
  • wij hadden vergiftigd
  • jullie hadden vergiftigd
  • zij hadden vergiftigd

Trapassato prossimo

  • io avevo avvelenato
  • tu avevi avvelenato
  • lui/lei/Lei aveva avvelenato
  • noi avevamo avvelenato
  • voi/Voi avevate avvelenato
  • loro/Loro avevano avvelenato

Toekomende tijd I

  • ik zal vergiftigen
  • jij zult vergiftigen
  • hij/zij/het zal vergiftigen
  • wij zullen vergiftigen
  • jullie zullen vergiftigen
  • zij zullen vergiftigen

Futuro semplice

  • io avvelenerò
  • tu avvelenerai
  • lui/lei/Lei avvelenerà
  • noi avveleneremo
  • voi/Voi avvelenerete
  • loro/Loro avveleneranno

Toekomende tijd II

  • ik zal vergiftigd hebben
  • jij zult vergiftigd hebben
  • hij/zij/het zal vergiftigd hebben
  • wij zullen vergiftigd hebben
  • jullie zullen vergiftigd hebben
  • zij zullen vergiftigd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò avvelenato
  • tu avrai avvelenato
  • lui/lei/Lei avrà avvelenato
  • noi avremo avvelenato
  • voi/Voi avrete avvelenato
  • loro/Loro avranno avvelenato

Conditionalis I

  • ik zou vergiftigen
  • jij zou vergiftigen
  • hij/zij/het zou vergiftigen
  • wij zouden vergiftigen
  • jullie zouden vergiftigen
  • zij zouden vergiftigen

Condizionale presente

  • io avvelenerei
  • tu avveleneresti
  • lui/lei/Lei avvelenerebbe
  • noi avveleneremmo
  • voi/Voi avvelenereste
  • loro/Loro avvelenerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergiftigd
  • jij zou hebben vergiftigd
  • hij/zij/het zou hebben vergiftigd
  • wij zouden hebben vergiftigd
  • jullie zouden hebben vergiftigd
  • zij zouden hebben vergiftigd

Condizionale passato

  • io avrei avvelenato
  • tu avresti avvelenato
  • lui/lei/Lei avrebbe avvelenato
  • noi avremmo avvelenato
  • voi/Voi avreste avvelenato
  • loro/Loro avrebbero avvelenato

Imperatief

  • jij vergiftig
  • jullie vergiftigt

Imperativo

  • tu avvelena
  • voi/Voi avvelenate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergiftigen