Vervoeging van verlevendigen
Onbepaalde wijs (infinitief): verlevendigen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verlevendigt
- zij verlevendigen
Presente
- lui/lei/Lei anima
- loro/Loro animano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verlevendigde
- zij verlevendigden
Imperfetto
- lui/lei/Lei animava
- loro/Loro animavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verlevendigd
- zij hebben verlevendigd
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha animato
- loro/Loro hanno animato
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verlevendigd
- zij hadden verlevendigd
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva animato
- loro/Loro avevano animato
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verlevendigen
- zij zult verlevendigen
Futuro semplice
- lui/lei/Lei animerà
- loro/Loro animeranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verlevendigd hebben
- zij zult verlevendigd hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà animato
- loro/Loro avranno animato
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verlevendigen
- zij zullen verlevendigen
Condizionale presente
- lui/lei/Lei animerebbe
- loro/Loro animerebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verlevendigd
- zij zullen hebben verlevendigd
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe animato
- loro/Loro avrebbero animato