Vervoeging van verslechteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verslechteren

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verslechter
  • jij verslechtert
  • hij/zij/het verslechtert
  • wij verslechteren
  • jullie verslechteren
  • zij verslechteren

Presente

  • io declino
  • tu declini
  • lui/lei/Lei declina
  • noi decliniamo
  • voi/Voi declinate
  • loro/Loro declinano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verslechterde
  • jij verslechterde
  • hij/zij/het verslechterde
  • wij verslechterden
  • jullie verslechterden
  • zij verslechterden

Imperfetto

  • io declinavo
  • tu declinavi
  • lui/lei/Lei declinava
  • noi declinavamo
  • voi/Voi declinavate
  • loro/Loro declinavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verslechterd
  • jij hebt verslechterd
  • hij/zij/het heeft verslechterd
  • wij hebben verslechterd
  • jullie hebben verslechterd
  • zij hebben verslechterd

Passato prossimo

  • io ho declinato
  • tu hai declinato
  • lui/lei/Lei ha declinato
  • noi abbiamo declinato
  • voi/Voi avete declinato
  • loro/Loro hanno declinato

Voltooid verleden tijd

  • ik had verslechterd
  • jij had verslechterd
  • hij/zij/het had verslechterd
  • wij hadden verslechterd
  • jullie hadden verslechterd
  • zij hadden verslechterd

Trapassato prossimo

  • io avevo declinato
  • tu avevi declinato
  • lui/lei/Lei aveva declinato
  • noi avevamo declinato
  • voi/Voi avevate declinato
  • loro/Loro avevano declinato

Toekomende tijd I

  • ik zal verslechteren
  • jij zult verslechteren
  • hij/zij/het zal verslechteren
  • wij zullen verslechteren
  • jullie zullen verslechteren
  • zij zullen verslechteren

Futuro semplice

  • io declinerò
  • tu declinerai
  • lui/lei/Lei declinerà
  • noi declineremo
  • voi/Voi declinerete
  • loro/Loro declineranno

Toekomende tijd II

  • ik zal verslechterd hebben
  • jij zult verslechterd hebben
  • hij/zij/het zal verslechterd hebben
  • wij zullen verslechterd hebben
  • jullie zullen verslechterd hebben
  • zij zullen verslechterd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò declinato
  • tu avrai declinato
  • lui/lei/Lei avrà declinato
  • noi avremo declinato
  • voi/Voi avrete declinato
  • loro/Loro avranno declinato

Conditionalis I

  • ik zou verslechteren
  • jij zou verslechteren
  • hij/zij/het zou verslechteren
  • wij zouden verslechteren
  • jullie zouden verslechteren
  • zij zouden verslechteren

Condizionale presente

  • io declinerei
  • tu declineresti
  • lui/lei/Lei declinerebbe
  • noi declineremmo
  • voi/Voi declinereste
  • loro/Loro declinerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben verslechterd
  • jij zou hebben verslechterd
  • hij/zij/het zou hebben verslechterd
  • wij zouden hebben verslechterd
  • jullie zouden hebben verslechterd
  • zij zouden hebben verslechterd

Condizionale passato

  • io avrei declinato
  • tu avresti declinato
  • lui/lei/Lei avrebbe declinato
  • noi avremmo declinato
  • voi/Voi avreste declinato
  • loro/Loro avrebbero declinato

Imperatief

  • jij verslechter
  • jullie verslechtert

Imperativo

  • tu declina
  • voi/Voi declinate