Vervoeging van vertrekken
Onbepaalde wijs (infinitief): vertrekken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vertrek
- jij vertrekt
- hij/zij/het vertrekt
- wij vertrekken
- jullie vertrekken
- zij vertrekken
Presente
- io parto
- tu parti
- lui/lei/Lei parte
- noi partiamo
- voi/Voi partite
- loro/Loro partono
Onvoltooid verleden tijd
- ik vertrok
- jij vertrok
- hij/zij/het vertrok
- wij vertrokken
- jullie vertrokken
- zij vertrokken
Imperfetto
- io partivo
- tu partivi
- lui/lei/Lei partiva
- noi partivamo
- voi/Voi partivate
- loro/Loro partivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vertrokken
- jij hebt vertrokken
- hij/zij/het heeft vertrokken
- wij hebben vertrokken
- jullie hebben vertrokken
- zij hebben vertrokken
Passato prossimo
- io sono partito
- tu sei partito
- lui/lei/Lei è partito
- noi siamo partito
- voi/Voi siete partito
- loro/Loro sono partito
Voltooid verleden tijd
- ik had vertrokken
- jij had vertrokken
- hij/zij/het had vertrokken
- wij hadden vertrokken
- jullie hadden vertrokken
- zij hadden vertrokken
Trapassato prossimo
- io ero partito
- tu eri partito
- lui/lei/Lei era partito
- noi eravamo partito
- voi/Voi eravate partito
- loro/Loro erano partito
Toekomende tijd I
- ik zal vertrekken
- jij zult vertrekken
- hij/zij/het zal vertrekken
- wij zullen vertrekken
- jullie zullen vertrekken
- zij zullen vertrekken
Futuro semplice
- io partirò
- tu partirai
- lui/lei/Lei partirà
- noi partiremo
- voi/Voi partirete
- loro/Loro partiranno
Toekomende tijd II
- ik zal vertrokken hebben
- jij zult vertrokken hebben
- hij/zij/het zal vertrokken hebben
- wij zullen vertrokken hebben
- jullie zullen vertrokken hebben
- zij zullen vertrokken hebben
Futuro anteriore
- io sarò partito
- tu sarai partito
- lui/lei/Lei sarà partito
- noi saremo partito
- voi/Voi sarete partito
- loro/Loro saranno partito
Conditionalis I
- ik zou vertrekken
- jij zou vertrekken
- hij/zij/het zou vertrekken
- wij zouden vertrekken
- jullie zouden vertrekken
- zij zouden vertrekken
Condizionale presente
- io partirei
- tu partiresti
- lui/lei/Lei partirebbe
- noi partiremmo
- voi/Voi partireste
- loro/Loro partirebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben vertrokken
- jij zou hebben vertrokken
- hij/zij/het zou hebben vertrokken
- wij zouden hebben vertrokken
- jullie zouden hebben vertrokken
- zij zouden hebben vertrokken
Condizionale passato
- io sarei partito
- tu saresti partito
- lui/lei/Lei sarebbe partito
- noi saremmo partito
- voi/Voi sareste partito
- loro/Loro sarebbero partito
Imperatief
- jij vertrek
- jullie vertrekt
Imperativo
- tu parti
- voi/Voi partite