Vervoeging van vertroosten
Onbepaalde wijs (infinitief): vertroosten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vertroost
- jij vertroost
- hij/zij/het vertroost
- wij vertroosten
- jullie vertroosten
- zij vertroosten
Presente
- io consolo
- tu consoli
- lui/lei/Lei consola
- noi consoliamo
- voi/Voi consolate
- loro/Loro consolano
Onvoltooid verleden tijd
- ik vertroostte
- jij vertroostte
- hij/zij/het vertroostte
- wij vertroostten
- jullie vertroostten
- zij vertroostten
Imperfetto
- io consolavo
- tu consolavi
- lui/lei/Lei consolava
- noi consolavamo
- voi/Voi consolavate
- loro/Loro consolavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vertroost
- jij hebt vertroost
- hij/zij/het heeft vertroost
- wij hebben vertroost
- jullie hebben vertroost
- zij hebben vertroost
Passato prossimo
- io ho consolato
- tu hai consolato
- lui/lei/Lei ha consolato
- noi abbiamo consolato
- voi/Voi avete consolato
- loro/Loro hanno consolato
Voltooid verleden tijd
- ik had vertroost
- jij had vertroost
- hij/zij/het had vertroost
- wij hadden vertroost
- jullie hadden vertroost
- zij hadden vertroost
Trapassato prossimo
- io avevo consolato
- tu avevi consolato
- lui/lei/Lei aveva consolato
- noi avevamo consolato
- voi/Voi avevate consolato
- loro/Loro avevano consolato
Toekomende tijd I
- ik zal vertroosten
- jij zult vertroosten
- hij/zij/het zal vertroosten
- wij zullen vertroosten
- jullie zullen vertroosten
- zij zullen vertroosten
Futuro semplice
- io consolerò
- tu consolerai
- lui/lei/Lei consolerà
- noi consoleremo
- voi/Voi consolerete
- loro/Loro consoleranno
Toekomende tijd II
- ik zal vertroost hebben
- jij zult vertroost hebben
- hij/zij/het zal vertroost hebben
- wij zullen vertroost hebben
- jullie zullen vertroost hebben
- zij zullen vertroost hebben
Futuro anteriore
- io avrò consolato
- tu avrai consolato
- lui/lei/Lei avrà consolato
- noi avremo consolato
- voi/Voi avrete consolato
- loro/Loro avranno consolato
Conditionalis I
- ik zou vertroosten
- jij zou vertroosten
- hij/zij/het zou vertroosten
- wij zouden vertroosten
- jullie zouden vertroosten
- zij zouden vertroosten
Condizionale presente
- io consolerei
- tu consoleresti
- lui/lei/Lei consolerebbe
- noi consoleremmo
- voi/Voi consolereste
- loro/Loro consolerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben vertroost
- jij zou hebben vertroost
- hij/zij/het zou hebben vertroost
- wij zouden hebben vertroost
- jullie zouden hebben vertroost
- zij zouden hebben vertroost
Condizionale passato
- io avrei consolato
- tu avresti consolato
- lui/lei/Lei avrebbe consolato
- noi avremmo consolato
- voi/Voi avreste consolato
- loro/Loro avrebbero consolato
Imperatief
- jij vertroost
- jullie vertroost
Imperativo
- tu consola
- voi/Voi consolate