Vervoeging van voorbijzoemen
Onbepaalde wijs (infinitief): voorbijzoemen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zoem voorbij
- jij zoemt voorbij
- hij/zij/het zoemt voorbij
- wij zoemen voorbij
- jullie zoemen voorbij
- zij zoemen voorbij
Onvoltooid verleden tijd
- ik zoemde voorbij
- jij zoemde voorbij
- hij/zij/het zoemde voorbij
- wij zoemden voorbij
- jullie zoemden voorbij
- zij zoemden voorbij
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorbijgezoemd
- jij hebt voorbijgezoemd
- hij/zij/het heeft voorbijgezoemd
- wij hebben voorbijgezoemd
- jullie hebben voorbijgezoemd
- zij hebben voorbijgezoemd
Voltooid verleden tijd
- ik had voorbijgezoemd
- jij had voorbijgezoemd
- hij/zij/het had voorbijgezoemd
- wij hadden voorbijgezoemd
- jullie hadden voorbijgezoemd
- zij hadden voorbijgezoemd
Toekomende tijd I
- ik zal voorbijzoemen
- jij zult voorbijzoemen
- hij/zij/het zal voorbijzoemen
- wij zullen voorbijzoemen
- jullie zullen voorbijzoemen
- zij zullen voorbijzoemen
Toekomende tijd II
- ik zal voorbijgezoemd hebben
- jij zult voorbijgezoemd hebben
- hij/zij/het zal voorbijgezoemd hebben
- wij zullen voorbijgezoemd hebben
- jullie zullen voorbijgezoemd hebben
- zij zullen voorbijgezoemd hebben
Conditionalis I
- ik zou voorbijzoemen
- jij zou voorbijzoemen
- hij/zij/het zou voorbijzoemen
- wij zouden voorbijzoemen
- jullie zouden voorbijzoemen
- zij zouden voorbijzoemen
Conditionalis II
- ik zou hebben voorbijgezoemd
- jij zou hebben voorbijgezoemd
- hij/zij/het zou hebben voorbijgezoemd
- wij zouden hebben voorbijgezoemd
- jullie zouden hebben voorbijgezoemd
- zij zouden hebben voorbijgezoemd
Imperatief
- jij zoem voorbij
- jullie zoemt voorbij