Vervoeging van wegen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weeg
- jij weegt
- hij/zij/het weegt
- wij wegen
- jullie wegen
- zij wegen
Presente
- io peso
- tu pesi
- lui/lei/Lei pesa
- noi pesiamo
- voi/Voi pesate
- loro/Loro pesano
Onvoltooid verleden tijd
- ik woog
- jij woog
- hij/zij/het woog
- wij wogen
- jullie wogen
- zij wogen
Imperfetto
- io pesavo
- tu pesavi
- lui/lei/Lei pesava
- noi pesavamo
- voi/Voi pesavate
- loro/Loro pesavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewogen
- jij hebt gewogen
- hij/zij/het heeft gewogen
- wij hebben gewogen
- jullie hebben gewogen
- zij hebben gewogen
Passato prossimo
- io ho pesato
- tu hai pesato
- lui/lei/Lei ha pesato
- noi abbiamo pesato
- voi/Voi avete pesato
- loro/Loro hanno pesato
Voltooid verleden tijd
- ik had gewogen
- jij had gewogen
- hij/zij/het had gewogen
- wij hadden gewogen
- jullie hadden gewogen
- zij hadden gewogen
Trapassato prossimo
- io avevo pesato
- tu avevi pesato
- lui/lei/Lei aveva pesato
- noi avevamo pesato
- voi/Voi avevate pesato
- loro/Loro avevano pesato
Toekomende tijd I
- ik zal wegen
- jij zult wegen
- hij/zij/het zal wegen
- wij zullen wegen
- jullie zullen wegen
- zij zullen wegen
Futuro semplice
- io peserò
- tu peserai
- lui/lei/Lei peserà
- noi peseremo
- voi/Voi peserete
- loro/Loro peseranno
Toekomende tijd II
- ik zal gewogen hebben
- jij zult gewogen hebben
- hij/zij/het zal gewogen hebben
- wij zullen gewogen hebben
- jullie zullen gewogen hebben
- zij zullen gewogen hebben
Futuro anteriore
- io avrò pesato
- tu avrai pesato
- lui/lei/Lei avrà pesato
- noi avremo pesato
- voi/Voi avrete pesato
- loro/Loro avranno pesato
Conditionalis I
- ik zou wegen
- jij zou wegen
- hij/zij/het zou wegen
- wij zouden wegen
- jullie zouden wegen
- zij zouden wegen
Condizionale presente
- io peserei
- tu peseresti
- lui/lei/Lei peserebbe
- noi peseremmo
- voi/Voi pesereste
- loro/Loro peserebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gewogen
- jij zou hebben gewogen
- hij/zij/het zou hebben gewogen
- wij zouden hebben gewogen
- jullie zouden hebben gewogen
- zij zouden hebben gewogen
Condizionale passato
- io avrei pesato
- tu avresti pesato
- lui/lei/Lei avrebbe pesato
- noi avremmo pesato
- voi/Voi avreste pesato
- loro/Loro avrebbero pesato
Imperatief
- jij weeg
- jullie weegt
Imperativo
- tu pesa
- voi/Voi pesate