Vervoeging van wensen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wens
- jij wenst
- hij/zij/het wenst
- wij wensen
- jullie wensen
- zij wensen
Presente
- io desidero
- tu desideri
- lui/lei/Lei desidera
- noi desideriamo
- voi/Voi desiderate
- loro/Loro desiderano
Onvoltooid verleden tijd
- ik wenste
- jij wenste
- hij/zij/het wenste
- wij wensten
- jullie wensten
- zij wensten
Imperfetto
- io desideravo
- tu desideravi
- lui/lei/Lei desiderava
- noi desideravamo
- voi/Voi desideravate
- loro/Loro desideravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewenst
- jij hebt gewenst
- hij/zij/het heeft gewenst
- wij hebben gewenst
- jullie hebben gewenst
- zij hebben gewenst
Passato prossimo
- io ho desiderato
- tu hai desiderato
- lui/lei/Lei ha desiderato
- noi abbiamo desiderato
- voi/Voi avete desiderato
- loro/Loro hanno desiderato
Voltooid verleden tijd
- ik had gewenst
- jij had gewenst
- hij/zij/het had gewenst
- wij hadden gewenst
- jullie hadden gewenst
- zij hadden gewenst
Trapassato prossimo
- io avevo desiderato
- tu avevi desiderato
- lui/lei/Lei aveva desiderato
- noi avevamo desiderato
- voi/Voi avevate desiderato
- loro/Loro avevano desiderato
Toekomende tijd I
- ik zal wensen
- jij zult wensen
- hij/zij/het zal wensen
- wij zullen wensen
- jullie zullen wensen
- zij zullen wensen
Futuro semplice
- io desidererò
- tu desidererai
- lui/lei/Lei desidererà
- noi desidereremo
- voi/Voi desidererete
- loro/Loro desidereranno
Toekomende tijd II
- ik zal gewenst hebben
- jij zult gewenst hebben
- hij/zij/het zal gewenst hebben
- wij zullen gewenst hebben
- jullie zullen gewenst hebben
- zij zullen gewenst hebben
Futuro anteriore
- io avrò desiderato
- tu avrai desiderato
- lui/lei/Lei avrà desiderato
- noi avremo desiderato
- voi/Voi avrete desiderato
- loro/Loro avranno desiderato
Conditionalis I
- ik zou wensen
- jij zou wensen
- hij/zij/het zou wensen
- wij zouden wensen
- jullie zouden wensen
- zij zouden wensen
Condizionale presente
- io desidererei
- tu desidereresti
- lui/lei/Lei desidererebbe
- noi desidereremmo
- voi/Voi desiderereste
- loro/Loro desidererebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gewenst
- jij zou hebben gewenst
- hij/zij/het zou hebben gewenst
- wij zouden hebben gewenst
- jullie zouden hebben gewenst
- zij zouden hebben gewenst
Condizionale passato
- io avrei desiderato
- tu avresti desiderato
- lui/lei/Lei avrebbe desiderato
- noi avremmo desiderato
- voi/Voi avreste desiderato
- loro/Loro avrebbero desiderato
Imperatief
- jij wens
- jullie wenst
Imperativo
- tu desidera
- voi/Voi desiderate