Vervoeging van wiegen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wieg
- jij wiegt
- hij/zij/het wiegt
- wij wiegen
- jullie wiegen
- zij wiegen
Presente
- io cullo
- tu culli
- lui/lei/Lei culla
- noi culliamo
- voi/Voi cullate
- loro/Loro cullano
Onvoltooid verleden tijd
- ik wiegde
- jij wiegde
- hij/zij/het wiegde
- wij wiegden
- jullie wiegden
- zij wiegden
Imperfetto
- io cullavo
- tu cullavi
- lui/lei/Lei cullava
- noi cullavamo
- voi/Voi cullavate
- loro/Loro cullavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewiegd
- jij hebt gewiegd
- hij/zij/het heeft gewiegd
- wij hebben gewiegd
- jullie hebben gewiegd
- zij hebben gewiegd
Passato prossimo
- io ho cullato
- tu hai cullato
- lui/lei/Lei ha cullato
- noi abbiamo cullato
- voi/Voi avete cullato
- loro/Loro hanno cullato
Voltooid verleden tijd
- ik had gewiegd
- jij had gewiegd
- hij/zij/het had gewiegd
- wij hadden gewiegd
- jullie hadden gewiegd
- zij hadden gewiegd
Trapassato prossimo
- io avevo cullato
- tu avevi cullato
- lui/lei/Lei aveva cullato
- noi avevamo cullato
- voi/Voi avevate cullato
- loro/Loro avevano cullato
Toekomende tijd I
- ik zal wiegen
- jij zult wiegen
- hij/zij/het zal wiegen
- wij zullen wiegen
- jullie zullen wiegen
- zij zullen wiegen
Futuro semplice
- io cullerò
- tu cullerai
- lui/lei/Lei cullerà
- noi culleremo
- voi/Voi cullerete
- loro/Loro culleranno
Toekomende tijd II
- ik zal gewiegd hebben
- jij zult gewiegd hebben
- hij/zij/het zal gewiegd hebben
- wij zullen gewiegd hebben
- jullie zullen gewiegd hebben
- zij zullen gewiegd hebben
Futuro anteriore
- io avrò cullato
- tu avrai cullato
- lui/lei/Lei avrà cullato
- noi avremo cullato
- voi/Voi avrete cullato
- loro/Loro avranno cullato
Conditionalis I
- ik zou wiegen
- jij zou wiegen
- hij/zij/het zou wiegen
- wij zouden wiegen
- jullie zouden wiegen
- zij zouden wiegen
Condizionale presente
- io cullerei
- tu culleresti
- lui/lei/Lei cullerebbe
- noi culleremmo
- voi/Voi cullereste
- loro/Loro cullerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gewiegd
- jij zou hebben gewiegd
- hij/zij/het zou hebben gewiegd
- wij zouden hebben gewiegd
- jullie zouden hebben gewiegd
- zij zouden hebben gewiegd
Condizionale passato
- io avrei cullato
- tu avresti cullato
- lui/lei/Lei avrebbe cullato
- noi avremmo cullato
- voi/Voi avreste cullato
- loro/Loro avrebbero cullato
Imperatief
- jij wieg
- jullie wiegt
Imperativo
- tu culla
- voi/Voi cullate