Vervoeging van zweten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zweet
- jij zweet
- hij/zij/het zweet
- wij zweten
- jullie zweten
- zij zweten
Presente
- io sudo
- tu sudi
- lui/lei/Lei suda
- noi sudiamo
- voi/Voi sudate
- loro/Loro sudano
Onvoltooid verleden tijd
- ik zweette
- jij zweette
- hij/zij/het zweette
- wij zweetten
- jullie zweetten
- zij zweetten
Imperfetto
- io sudavo
- tu sudavi
- lui/lei/Lei sudava
- noi sudavamo
- voi/Voi sudavate
- loro/Loro sudavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezweet
- jij hebt gezweet
- hij/zij/het heeft gezweet
- wij hebben gezweet
- jullie hebben gezweet
- zij hebben gezweet
Passato prossimo
- io ho sudato
- tu hai sudato
- lui/lei/Lei ha sudato
- noi abbiamo sudato
- voi/Voi avete sudato
- loro/Loro hanno sudato
Voltooid verleden tijd
- ik had gezweet
- jij had gezweet
- hij/zij/het had gezweet
- wij hadden gezweet
- jullie hadden gezweet
- zij hadden gezweet
Trapassato prossimo
- io avevo sudato
- tu avevi sudato
- lui/lei/Lei aveva sudato
- noi avevamo sudato
- voi/Voi avevate sudato
- loro/Loro avevano sudato
Toekomende tijd I
- ik zal zweten
- jij zult zweten
- hij/zij/het zal zweten
- wij zullen zweten
- jullie zullen zweten
- zij zullen zweten
Futuro semplice
- io suderò
- tu suderai
- lui/lei/Lei suderà
- noi suderemo
- voi/Voi suderete
- loro/Loro suderanno
Toekomende tijd II
- ik zal gezweet hebben
- jij zult gezweet hebben
- hij/zij/het zal gezweet hebben
- wij zullen gezweet hebben
- jullie zullen gezweet hebben
- zij zullen gezweet hebben
Futuro anteriore
- io avrò sudato
- tu avrai sudato
- lui/lei/Lei avrà sudato
- noi avremo sudato
- voi/Voi avrete sudato
- loro/Loro avranno sudato
Conditionalis I
- ik zou zweten
- jij zou zweten
- hij/zij/het zou zweten
- wij zouden zweten
- jullie zouden zweten
- zij zouden zweten
Condizionale presente
- io suderei
- tu suderesti
- lui/lei/Lei suderebbe
- noi suderemmo
- voi/Voi sudereste
- loro/Loro suderebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gezweet
- jij zou hebben gezweet
- hij/zij/het zou hebben gezweet
- wij zouden hebben gezweet
- jullie zouden hebben gezweet
- zij zouden hebben gezweet
Condizionale passato
- io avrei sudato
- tu avresti sudato
- lui/lei/Lei avrebbe sudato
- noi avremmo sudato
- voi/Voi avreste sudato
- loro/Loro avrebbero sudato
Imperatief
- jij zweet
- jullie zweet
Imperativo
- tu suda
- voi/Voi sudate