Vervoeging van meinen
Onbepaalde wijs (infinitief): meinen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich meine
- du meinst
- er/sie/es meint
- wir meinen
- ihr meint
- sie meinen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vind
- jij vindt
- hij/zij/het vindt
- wij vinden
- jullie vinden
- zij vinden
Präteritum Indikativ
- ich meinte
- du meintest
- er/sie/es meinte
- wir meinten
- ihr meintet
- sie meinten
Onvoltooid verleden tijd
- ik vond
- jij vond
- hij/zij/het vond
- wij vonden
- jullie vonden
- zij vonden
Perfekt Indikativ
- ich habe gemeint
- du hast gemeint
- er/sie/es hat gemeint
- wir haben gemeint
- ihr habt gemeint
- sie haben gemeint
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevonden
- jij hebt gevonden
- hij/zij/het heeft gevonden
- wij hebben gevonden
- jullie hebben gevonden
- zij hebben gevonden
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gemeint
- du hattest gemeint
- er/sie/es hatte gemeint
- wir hatten gemeint
- ihr hattet gemeint
- sie hatten gemeint
Voltooid verleden tijd
- ik had gevonden
- jij had gevonden
- hij/zij/het had gevonden
- wij hadden gevonden
- jullie hadden gevonden
- zij hadden gevonden
Futur I Indikativ
- ich werde meinen
- du wirst meinen
- er/sie/es wird meinen
- wir werden meinen
- ihr werdet meinen
- sie werden meinen
Toekomende tijd I
- ik zal vinden
- jij zult vinden
- hij/zij/het zal vinden
- wij zullen vinden
- jullie zullen vinden
- zij zullen vinden
Futur II Indikativ
- ich werde gemeint haben
- du wirst gemeint haben
- er/sie/es wird gemeint haben
- wir werden gemeint haben
- ihr werdet gemeint haben
- sie werden gemeint haben
Toekomende tijd II
- ik zal gevonden hebben
- jij zult gevonden hebben
- hij/zij/het zal gevonden hebben
- wij zullen gevonden hebben
- jullie zullen gevonden hebben
- zij zullen gevonden hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde meinen
- du würdest meinen
- er/sie/es würde meinen
- wir würden meinen
- ihr würdet meinen
- sie würden meinen
Conditionalis I
- ik zou vinden
- jij zou vinden
- hij/zij/het zou vinden
- wij zouden vinden
- jullie zouden vinden
- zij zouden vinden
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gemeint haben
- du würdest gemeint haben
- er/sie/es würde gemeint haben
- wir würden gemeint haben
- ihr würdet gemeint haben
- sie würden gemeint haben
Conditionalis II
- ik zou hebben gevonden
- jij zou hebben gevonden
- hij/zij/het zou hebben gevonden
- wij zouden hebben gevonden
- jullie zouden hebben gevonden
- zij zouden hebben gevonden
Imperativ
- du mein(e)
- ihr meint
Imperatief
- jij vind
- jullie vindt