Vervoeging van abfassen
Onbepaalde wijs (infinitief): abfassen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich fasse ab
- du fasst ab
- er/sie/es fasst ab
- wir fassen ab
- ihr fasst ab
- sie fassen ab
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik componeer
- jij componeert
- hij/zij/het componeert
- wij componeren
- jullie componeren
- zij componeren
Präteritum Indikativ
- ich fasste ab
- du fasstest ab
- er/sie/es fasste ab
- wir fassten ab
- ihr fasstet ab
- sie fassten ab
Onvoltooid verleden tijd
- ik componeerde
- jij componeerde
- hij/zij/het componeerde
- wij componeerden
- jullie componeerden
- zij componeerden
Perfekt Indikativ
- ich habe abgefasst
- du hast abgefasst
- er/sie/es hat abgefasst
- wir haben abgefasst
- ihr habt abgefasst
- sie haben abgefasst
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecomponeerd
- jij hebt gecomponeerd
- hij/zij/het heeft gecomponeerd
- wij hebben gecomponeerd
- jullie hebben gecomponeerd
- zij hebben gecomponeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte abgefasst
- du hattest abgefasst
- er/sie/es hatte abgefasst
- wir hatten abgefasst
- ihr hattet abgefasst
- sie hatten abgefasst
Voltooid verleden tijd
- ik had gecomponeerd
- jij had gecomponeerd
- hij/zij/het had gecomponeerd
- wij hadden gecomponeerd
- jullie hadden gecomponeerd
- zij hadden gecomponeerd
Futur I Indikativ
- ich werde abfassen
- du wirst abfassen
- er/sie/es wird abfassen
- wir werden abfassen
- ihr werdet abfassen
- sie werden abfassen
Toekomende tijd I
- ik zal componeren
- jij zult componeren
- hij/zij/het zal componeren
- wij zullen componeren
- jullie zullen componeren
- zij zullen componeren
Futur II Indikativ
- ich werde abgefasst haben
- du wirst abgefasst haben
- er/sie/es wird abgefasst haben
- wir werden abgefasst haben
- ihr werdet abgefasst haben
- sie werden abgefasst haben
Toekomende tijd II
- ik zal gecomponeerd hebben
- jij zult gecomponeerd hebben
- hij/zij/het zal gecomponeerd hebben
- wij zullen gecomponeerd hebben
- jullie zullen gecomponeerd hebben
- zij zullen gecomponeerd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde abfassen
- du würdest abfassen
- er/sie/es würde abfassen
- wir würden abfassen
- ihr würdet abfassen
- sie würden abfassen
Conditionalis I
- ik zou componeren
- jij zou componeren
- hij/zij/het zou componeren
- wij zouden componeren
- jullie zouden componeren
- zij zouden componeren
Futur II Konjunktiv II
- ich würde abgefasst haben
- du würdest abgefasst haben
- er/sie/es würde abgefasst haben
- wir würden abgefasst haben
- ihr würdet abgefasst haben
- sie würden abgefasst haben
Conditionalis II
- ik zou hebben gecomponeerd
- jij zou hebben gecomponeerd
- hij/zij/het zou hebben gecomponeerd
- wij zouden hebben gecomponeerd
- jullie zouden hebben gecomponeerd
- zij zouden hebben gecomponeerd
Imperativ
- du fasse ab
- ihr fasst ab
Imperatief
- jij componeer
- jullie componeert