Vervoeging van charakterisieren

Onbepaalde wijs (infinitief): charakterisieren

Duits

Nederlands

Präsens Indikativ

  • ich charakterisiere
  • du charakterisierst
  • er/sie/es charakterisiert
  • wir charakterisieren
  • ihr charakterisiert
  • sie charakterisieren

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderken
  • jij onderkent
  • hij/zij/het onderkent
  • wij onderkennen
  • jullie onderkennen
  • zij onderkennen

Präteritum Indikativ

  • ich charakterisierte
  • du charakterisiertest
  • er/sie/es charakterisierte
  • wir charakterisierten
  • ihr charakterisiertet
  • sie charakterisierten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderkende
  • jij onderkende
  • hij/zij/het onderkende
  • wij onderkenden
  • jullie onderkenden
  • zij onderkenden

Perfekt Indikativ

  • ich habe charakterisiert
  • du hast charakterisiert
  • er/sie/es hat charakterisiert
  • wir haben charakterisiert
  • ihr habt charakterisiert
  • sie haben charakterisiert

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderkend
  • jij hebt onderkend
  • hij/zij/het heeft onderkend
  • wij hebben onderkend
  • jullie hebben onderkend
  • zij hebben onderkend

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte charakterisiert
  • du hattest charakterisiert
  • er/sie/es hatte charakterisiert
  • wir hatten charakterisiert
  • ihr hattet charakterisiert
  • sie hatten charakterisiert

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderkend
  • jij had onderkend
  • hij/zij/het had onderkend
  • wij hadden onderkend
  • jullie hadden onderkend
  • zij hadden onderkend

Futur I Indikativ

  • ich werde charakterisieren
  • du wirst charakterisieren
  • er/sie/es wird charakterisieren
  • wir werden charakterisieren
  • ihr werdet charakterisieren
  • sie werden charakterisieren

Toekomende tijd I

  • ik zal onderkennen
  • jij zult onderkennen
  • hij/zij/het zal onderkennen
  • wij zullen onderkennen
  • jullie zullen onderkennen
  • zij zullen onderkennen

Futur II Indikativ

  • ich werde charakterisiert haben
  • du wirst charakterisiert haben
  • er/sie/es wird charakterisiert haben
  • wir werden charakterisiert haben
  • ihr werdet charakterisiert haben
  • sie werden charakterisiert haben

Toekomende tijd II

  • ik zal onderkend hebben
  • jij zult onderkend hebben
  • hij/zij/het zal onderkend hebben
  • wij zullen onderkend hebben
  • jullie zullen onderkend hebben
  • zij zullen onderkend hebben

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde charakterisieren
  • du würdest charakterisieren
  • er/sie/es würde charakterisieren
  • wir würden charakterisieren
  • ihr würdet charakterisieren
  • sie würden charakterisieren

Conditionalis I

  • ik zou onderkennen
  • jij zou onderkennen
  • hij/zij/het zou onderkennen
  • wij zouden onderkennen
  • jullie zouden onderkennen
  • zij zouden onderkennen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde charakterisiert haben
  • du würdest charakterisiert haben
  • er/sie/es würde charakterisiert haben
  • wir würden charakterisiert haben
  • ihr würdet charakterisiert haben
  • sie würden charakterisiert haben

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderkend
  • jij zou hebben onderkend
  • hij/zij/het zou hebben onderkend
  • wij zouden hebben onderkend
  • jullie zouden hebben onderkend
  • zij zouden hebben onderkend

Imperativ

  • du charakterisiere
  • ihr charakterisiert

Imperatief

  • jij onderken
  • jullie onderkent