Vervoeging van datieren
Onbepaalde wijs (infinitief): datieren
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich datiere
- du datierst
- er/sie/es datiert
- wir datieren
- ihr datiert
- sie datieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dagteken
- jij dagtekent
- hij/zij/het dagtekent
- wij dagtekenen
- jullie dagtekenen
- zij dagtekenen
Präteritum Indikativ
- ich datierte
- du datiertest
- er/sie/es datierte
- wir datierten
- ihr datiertet
- sie datierten
Onvoltooid verleden tijd
- ik dagtekende
- jij dagtekende
- hij/zij/het dagtekende
- wij dagtekenden
- jullie dagtekenden
- zij dagtekenden
Perfekt Indikativ
- ich habe datiert
- du hast datiert
- er/sie/es hat datiert
- wir haben datiert
- ihr habt datiert
- sie haben datiert
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedagtekend
- jij hebt gedagtekend
- hij/zij/het heeft gedagtekend
- wij hebben gedagtekend
- jullie hebben gedagtekend
- zij hebben gedagtekend
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte datiert
- du hattest datiert
- er/sie/es hatte datiert
- wir hatten datiert
- ihr hattet datiert
- sie hatten datiert
Voltooid verleden tijd
- ik had gedagtekend
- jij had gedagtekend
- hij/zij/het had gedagtekend
- wij hadden gedagtekend
- jullie hadden gedagtekend
- zij hadden gedagtekend
Futur I Indikativ
- ich werde datieren
- du wirst datieren
- er/sie/es wird datieren
- wir werden datieren
- ihr werdet datieren
- sie werden datieren
Toekomende tijd I
- ik zal dagtekenen
- jij zult dagtekenen
- hij/zij/het zal dagtekenen
- wij zullen dagtekenen
- jullie zullen dagtekenen
- zij zullen dagtekenen
Futur II Indikativ
- ich werde datiert haben
- du wirst datiert haben
- er/sie/es wird datiert haben
- wir werden datiert haben
- ihr werdet datiert haben
- sie werden datiert haben
Toekomende tijd II
- ik zal gedagtekend hebben
- jij zult gedagtekend hebben
- hij/zij/het zal gedagtekend hebben
- wij zullen gedagtekend hebben
- jullie zullen gedagtekend hebben
- zij zullen gedagtekend hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde datieren
- du würdest datieren
- er/sie/es würde datieren
- wir würden datieren
- ihr würdet datieren
- sie würden datieren
Conditionalis I
- ik zou dagtekenen
- jij zou dagtekenen
- hij/zij/het zou dagtekenen
- wij zouden dagtekenen
- jullie zouden dagtekenen
- zij zouden dagtekenen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde datiert haben
- du würdest datiert haben
- er/sie/es würde datiert haben
- wir würden datiert haben
- ihr würdet datiert haben
- sie würden datiert haben
Conditionalis II
- ik zou hebben gedagtekend
- jij zou hebben gedagtekend
- hij/zij/het zou hebben gedagtekend
- wij zouden hebben gedagtekend
- jullie zouden hebben gedagtekend
- zij zouden hebben gedagtekend
Imperativ
- du datiere
- ihr datiert
Imperatief
- jij dagteken
- jullie dagtekent