Vervoeging van einsegnen
Onbepaalde wijs (infinitief): einsegnen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich segne ein
- du segnest ein
- er/sie/es segnet ein
- wir segnen ein
- ihr segnet ein
- sie segnen ein
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijd
- jij wijdt
- hij/zij/het wijdt
- wij wijden
- jullie wijden
- zij wijden
Präteritum Indikativ
- ich segnete ein
- du segnetest ein
- er/sie/es segnete ein
- wir segneten ein
- ihr segnetet ein
- sie segneten ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik wijdde
- jij wijdde
- hij/zij/het wijdde
- wij wijdden
- jullie wijdden
- zij wijdden
Perfekt Indikativ
- ich habe eingesegnet
- du hast eingesegnet
- er/sie/es hat eingesegnet
- wir haben eingesegnet
- ihr habt eingesegnet
- sie haben eingesegnet
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewijd
- jij hebt gewijd
- hij/zij/het heeft gewijd
- wij hebben gewijd
- jullie hebben gewijd
- zij hebben gewijd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte eingesegnet
- du hattest eingesegnet
- er/sie/es hatte eingesegnet
- wir hatten eingesegnet
- ihr hattet eingesegnet
- sie hatten eingesegnet
Voltooid verleden tijd
- ik had gewijd
- jij had gewijd
- hij/zij/het had gewijd
- wij hadden gewijd
- jullie hadden gewijd
- zij hadden gewijd
Futur I Indikativ
- ich werde einsegnen
- du wirst einsegnen
- er/sie/es wird einsegnen
- wir werden einsegnen
- ihr werdet einsegnen
- sie werden einsegnen
Toekomende tijd I
- ik zal wijden
- jij zult wijden
- hij/zij/het zal wijden
- wij zullen wijden
- jullie zullen wijden
- zij zullen wijden
Futur II Indikativ
- ich werde eingesegnet haben
- du wirst eingesegnet haben
- er/sie/es wird eingesegnet haben
- wir werden eingesegnet haben
- ihr werdet eingesegnet haben
- sie werden eingesegnet haben
Toekomende tijd II
- ik zal gewijd hebben
- jij zult gewijd hebben
- hij/zij/het zal gewijd hebben
- wij zullen gewijd hebben
- jullie zullen gewijd hebben
- zij zullen gewijd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einsegnen
- du würdest einsegnen
- er/sie/es würde einsegnen
- wir würden einsegnen
- ihr würdet einsegnen
- sie würden einsegnen
Conditionalis I
- ik zou wijden
- jij zou wijden
- hij/zij/het zou wijden
- wij zouden wijden
- jullie zouden wijden
- zij zouden wijden
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingesegnet haben
- du würdest eingesegnet haben
- er/sie/es würde eingesegnet haben
- wir würden eingesegnet haben
- ihr würdet eingesegnet haben
- sie würden eingesegnet haben
Conditionalis II
- ik zou hebben gewijd
- jij zou hebben gewijd
- hij/zij/het zou hebben gewijd
- wij zouden hebben gewijd
- jullie zouden hebben gewijd
- zij zouden hebben gewijd
Imperativ
- du segne ein
- ihr segnet ein
Imperatief
- jij wijd
- jullie wijdt