Vervoeging van einsteigen

Vertaling: instappen

Duits

Nederlands

Präsens Indikativ

  • ich steige ein
  • du steigst ein
  • er/sie/es steigt ein
  • wir steigen ein
  • ihr steigt ein
  • sie steigen ein

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stap in
  • jij stapt in
  • hij/zij/het stapt in
  • wij stappen in
  • jullie stappen in
  • zij stappen in

Präteritum Indikativ

  • ich stieg ein
  • du stiegst ein
  • er/sie/es stieg ein
  • wir stiegen ein
  • ihr stiegt ein
  • sie stiegen ein

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stapte in
  • jij stapte in
  • hij/zij/het stapte in
  • wij stapten in
  • jullie stapten in
  • zij stapten in

Perfekt Indikativ

  • ich bin eingestiegen
  • du bist eingestiegen
  • er/sie/es ist eingestiegen
  • wir sind eingestiegen
  • ihr seid eingestiegen
  • sie sind eingestiegen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben ingestapt
  • jij bent ingestapt
  • hij/zij/het is ingestapt
  • wij zijn ingestapt
  • jullie zijn ingestapt
  • zij zijn ingestapt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war eingestiegen
  • du warst eingestiegen
  • er/sie/es war eingestiegen
  • wir waren eingestiegen
  • ihr wart eingestiegen
  • sie waren eingestiegen

Voltooid verleden tijd

  • ik was ingestapt
  • jij was ingestapt
  • hij/zij/het was ingestapt
  • wij waren ingestapt
  • jullie waren ingestapt
  • zij waren ingestapt

Futur I Indikativ

  • ich werde einsteigen
  • du wirst einsteigen
  • er/sie/es wird einsteigen
  • wir werden einsteigen
  • ihr werdet einsteigen
  • sie werden einsteigen

Toekomende tijd I

  • ik zal instappen
  • jij zult instappen
  • hij/zij/het zal instappen
  • wij zullen instappen
  • jullie zullen instappen
  • zij zullen instappen

Futur II Indikativ

  • ich werde eingestiegen sein
  • du wirst eingestiegen sein
  • er/sie/es wird eingestiegen sein
  • wir werden eingestiegen sein
  • ihr werdet eingestiegen sein
  • sie werden eingestiegen sein

Toekomende tijd II

  • ik zal ingestapt zijn
  • jij zult ingestapt zijn
  • hij/zij/het zal ingestapt zijn
  • wij zullen ingestapt zijn
  • jullie zullen ingestapt zijn
  • zij zullen ingestapt zijn

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde einsteigen
  • du würdest einsteigen
  • er/sie/es würde einsteigen
  • wir würden einsteigen
  • ihr würdet einsteigen
  • sie würden einsteigen

Conditionalis I

  • ik zou instappen
  • jij zou instappen
  • hij/zij/het zou instappen
  • wij zouden instappen
  • jullie zouden instappen
  • zij zouden instappen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde eingestiegen sein
  • du würdest eingestiegen sein
  • er/sie/es würde eingestiegen sein
  • wir würden eingestiegen sein
  • ihr würdet eingestiegen sein
  • sie würden eingestiegen sein

Conditionalis II

  • ik zou zijn ingestapt
  • jij zou zijn ingestapt
  • hij/zij/het zou zijn ingestapt
  • wij zouden zijn ingestapt
  • jullie zouden zijn ingestapt
  • zij zouden zijn ingestapt

Imperativ

  • du steig(e) ein
  • ihr steigt ein

Imperatief

  • jij stap in
  • jullie stapt in