Vervoeging van entfärben
Onbepaalde wijs (infinitief): entfärben
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- er/sie/es entfärbt
- sie entfärben
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verkleurt
- zij verkleuren
Präteritum Indikativ
- er/sie/es entfärbte
- sie entfärbten
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verkleurde
- zij verkleurden
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat entfärbt
- sie haben entfärbt
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verkleurd
- zij hebben verkleurd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte entfärbt
- sie hatten entfärbt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verkleurd
- zij hadden verkleurd
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird entfärben
- sie werden entfärben
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verkleuren
- zij zult verkleuren
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird entfärbt haben
- sie werden entfärbt haben
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verkleurd hebben
- zij zult verkleurd hebben
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde entfärben
- sie würden entfärben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verkleuren
- zij zullen verkleuren
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde entfärbt haben
- sie würden entfärbt haben
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verkleurd
- zij zullen hebben verkleurd